Verraden

Tekst
0
Recenzje
Przeczytaj fragment
Oznacz jako przeczytane
Czcionka:Mniejsze АаWiększe Aa

VIER

Caitlin rende. Het bloemenveld reikte tot haar middel, en tijdens het rennen trok ze er een pad doorheen. De zon, bloedrood, was een enorme bal aan de horizon.

Met zijn rug naar de zon stond haar vader aan de horizon. Of tenminste: zijn silhouet. Zijn gezicht was onherkenbaar, maar ze wist dat hij het was.

Terwijl Caitlin bleef rennen – wanhopig om hem eindelijk te zien, hem te omhelzen – daalde de zon snel, te snel. Alles gebeurde te snel en binnen een paar seconden was de zon volledig ondergegaan.

Ze besefte dat ze midden in de nacht door een veld rende. Haar vader stond daar nog steeds op haar te wachten. Ze voelde dat hij wilde dat ze sneller zou rennen, dat hij haar wilde omhelzen. Maar haar benen konden maar beperkt snelheid maken, en hoe hard ze het ook probeerde, hij leek alleen maar verder weg te gaan.

Terwijl ze rende verscheen de maan aan de horizon—een enorme, bloedrode maan die de hele lucht vulde. Caitlin zag alle details, de deuken en kraters. Het was allemaal glashelder. Haar vader stond er als silhouet tegen afgebeeld, en ze probeerde nog sneller te rennen, en het leek alsof ze op de maan zelf af rende.

Maar het hield niet. Plotseling bewogen haar benen en voeten helemaal niet meer. Ze keek omlaag en zag dat de bloemen zich om haar enkels en benen hadden gewikkeld, en veranderden in ranken. Ze waren zo dik en sterk dat ze al snel helemaal niet kon bewegen.

Terwijl ze toekeek, gleed een slang op haar af door het veld. Ze probeerde te worstelen, weg te komen, maar het was onmogelijk. Ze kon alleen maar toekijken hoe hij haar naderde. Toen hij dichterbij was, sprong hij de lucht in, recht op haar keel af. Ze draaide zich om en schreeuwde terwijl ze voelde hoe de lange tanden in haar keel drongen. De pijn was verschrikkelijk.

Caitlin schrok wakker, ging rechtop in bed zitten en ademde zwaar. Ze voelde naar haar keel en voelde twee littekens die hard werden. Een ogenblik lang verwarde ze haar droom met de werkelijkheid, en ze keek rond in de kamer om een slang te zoeken. Maar die was er niet.

Ze wreef over haar keel. De wond deed nog steeds pijn, maar niet zoveel als in haar droom. Ze ademde diep in.

Caitlin baadde in het koude zweet met bonzend hart. Ze veegde het zweet van haar gezicht en slapen en voelde haar koude, natte haar eraan vastplakken. Hoe lang had ze zich al niet meer gewassen? Ze kon het zich niet herinneren. Hoe lang had ze daar al gelegen? En waar was ze precies?

Caitlin keek rond in de kamer. Het was dezelfde plek die ze zich herinnerde van een tijd geleden – uit een droom, of was ze hier echt al eerder geweest? De kamer was volledig van steen en had een hoog, gewelfd raam waardoor ze de nachtlucht zag, net als de enorme volle maan die licht naar binnen stuurde.

Ze ging op de rand van haar bed zitten en wreef over haar voorhoofd; ze probeerde het zich te herinneren. Terwijl ze dat deed, voelde ze een verschrikkelijke pijn in haar zij. Ze reikte omlaag en voelde het oppervlak van een wond. Ze probeerde zich te herinneren waar die vandaan kwam. Had iemand haar aangevallen?

Caitlin dacht hard na, en langzaam maar zeker kwamen de details terug. Boston, Freedom Trail, King’s Chapel, het Zwaard. En toen…werd ze aangevallen. Toen…

Caleb. Hij was daar ook, en keek op haar neer. Ze had haar wereld voelen wegzakken en ze had het hem gevraagd. Verander me, had ze gesmeekt…

Caitlin hief haar handen en voelde aan de twee littekens in haar keel, en wist dat hij had geluisterd.

Dat verklaarde alles. Caitlin schrok op van dat besef. Ze was veranderd. Ze was ergens heengebracht, waarschijnlijk om te herstellen, en waarschijnlijk onder Calebs toeziend oog. Ze probeerde haar armen en benen, draaide haar nek, probeerde haar lichaam uit…

Ze voelde zich anders, dat was zeker. Ze was zichzelf niet meer. Ze voelde eindeloze kracht door zich heen vloeien. Een verlangen om te rennen, te sprinten, door muren heen te breken en de lucht in te springen. Ze voelde ook iets anders: twee kleine bulten op haar rug, achter haar schouderbladen. Heel subtiel, maar ze wist dat ze er zaten. Vleugels. Ze wist het, ze voelde het: als ze wilde vliegen, zouden ze voor haar opengaan.

Caitlin voelde zich dronken van haar nieuwgevonden kracht. Ze wilde hem heel graag uittesten. Ze voelde zich erg opgefokt – ze had geen idee hoe lang ze hier was geweest – en ze wilde zien wat die nieuwe leven in kon houden. Ze voelde nog iets nieuws: een gevoel van roekeloosheid. Het idee dat ze niet kon sterven. Dat ze stomme fouten kon maken, dat ze oneindig veel levens had om mee te spelen. Ze wilde de grenzen verkennen.

Caitlin draaide zich om en keek uit het raam naar de nachtlucht. Het raam was een brede boog zonder glas, open voor de elementen. Wat je normaal zou kunnen zien in een oud, middeleeuws klooster.

In het verleden zou de oude, menselijke Caitlin hebben geaarzeld, hebben nagedacht over wat te doen en aan zichzelf zijn gaan twijfelen. Maar de herboren Caitlin kende geen aarzeling. Zodra ze het had gedacht, begon ze te sprinten, ging ze er helemaal voor.

Met slechts een korte aanloop sprong Caitlin het raamkozijn in en sprong ze de open lucht in.

Een deel van haar, een instinct, vertelde haar dat haar vleugels uit zouden klappen zodra ze in de lucht zweefde. Als ze het mis had, zou dat een hoge val betekenen, tientallen meters naar de grond. Maar de herboren Caitlin voelde zich alsof ze nooit fouten kon maken.

En dat deed ze ook niet. Toen Caitlin de nacht in sprong, schoten haar vleugels naar buiten achter haar schouderbladen en ze voelde de opwinding van het vliegen, van het zweven door de lucht. Ze vond het heerlijk hoe breed en lang haar vleugels waren, en opwindend hoe de frisse nachtlucht over haar gezicht, haar en lichaam stroomde. Het was nacht, maar de maan was zo vol en zo groot dat hij de nacht zo sterk verlichtte dat het wel dag leek.

Caitlin keek omlaag en genoot van het vogelvluchtuitzicht. Ze had water gevoeld, en dat bleek er ook te zijn. Ze was op een eiland. Overal om haar heen, in elke richting, strekte zich een enorme, prachtige rivier uit, met heel stil water en verlicht door de maan. Het was de breedste rivier die ze ooit had gezien. En daar, in het midden, lag het kleine eiland waar zij had geslapen. Een klein eilandje, slechts enkele hectaren groot, met een vervallen, Schots kasteel aan een kant. De rest van het eiland werd volledig bedekt door een dik bos.

Caitlin vloog weer om het eiland heen, omhoog en omlaag met de windstromen, draaiend en duikend. Het kasteel was enorm en prachtig. Delen ervan waren in verval, maar andere delen, die je van buiten niet kon zien, waren nog in perfecte staat. Er waren binnenplaatsen en buitenplaatsen, wallen, torens, wenteltrappen en hele hectares aan tuinen. Het was groot genoeg om een klein leger te herbergen.

Toen ze omlaag dook, zag ze dat de binnenkant van het kasteel verlicht werd door toortsen. En er liepen mensen rond. Vampiers? Haar zintuigen zeiden haar dat ze dat waren. Haar eigen soort. Ze liepen rond en gingen met elkaar om. Sommigen oefenden in het zwaardvechten, anderen speelden spelletjes. Het eiland trilde van de bezigheid. Wie waren deze mensen? Waarom was zij hier? Hadden zij haar opgenomen?

Toen Caitlin haar rondje had voltooid, zag ze de kamer waar ze uitgesprongen was. Ze had bovenin de hoogste toren geslapen, die uitliep in een wal; een brede, open vlakte. Er stond een enkele, eenzame vampier op. Caitlin hoefde niet dichterbij te komen om te weten wie die vampier was. Ze wist het al, in haar hart en ziel. Zijn bloed stroomde nu door haar en ze hield van hem met heel haar hart. En nu hij haar had veranderd, hield ze van hem met nog meer dan liefde. Ze wist zelfs van deze afstand dat de ijsberende figuur buiten haar kamer Caleb was.

Haar hart bonsde bij zijn aanblik. Hij was hier. Hij was er echt. Hij stond daar buiten haar kamer te wachten. Hij moest hebben gewacht tot ze hersteld was. Al die tijd.

Wie wist hoeveel tijd er was verstreken? Hij was nooit van haar zijde geweken. Zelfs met alles dat er gebeurd was, alles dat nu gebeurde. Ze hield meer van hem dan ze in woorden kon uitdrukken. En nu zouden ze voor de eeuwigheid samen zijn.

Hij stond over de wal geleund, neerkijkend op de rivier; hij zag er zowel bezorgd als verdrietig uit.

Caitlin dook recht op hem af in de hoop hem te verrassen en hem te imponeren met haar nieuwe vaardigheden.

Caleb keek geschrokken op en zijn gezicht lichtte op van vreugde.

Maar toen Caitlin de landing inzette, voelde ze iets misgaan. Ze voelde hoe ze haar evenwicht verloor, haar coördinatie. Ze voelde zich alsof ze te snel daalde, en ze kon niet op tijd corrigeren. Toen ze over de wal vloog, schraapte haar knie over het steen en landde ze te hard, waardoor ze hard over het stenen oppervlak rolde.

“Caitlin!” riep Caleb en hij rende naar haar toe.

Caitlin lag op de harde steen en voelde een nieuwe pijn in haar been trekken. Het ging goed met haar. Als ze nog de oude Caitlin was geweest, slechts een mens, zou ze verscheidene botten hebben gebroken. Maar als de nieuwe Caitlin wist ze dat ze terug zou springen en snel, waarschijnlijk binnen enkele minuten, zou herstellen.

Maar ze schaamde zich. Ze had Caleb willen verrassen en imponeren. Nu leek ze wel een idioot.

“Caitlin?” vroeg hij opnieuw en hij knielde naast haar neer en legde een hand op haar schouder. “Gaat het?”

Ze keek naar hem met een schaapachtige grijns.

“Nou, mooie manier om indruk te maken,” zei ze, en ze voelde zich een dwaas.

Hij voelde met zijn hand aan haar been om de verwonding te controleren.

“Ik ben niet meer menselijk,” snauwde ze. “Je hoeft je geen zorgen meer om me te maken.”

Ze had onmiddellijk spijt van haar woorden en haar toon. Het was eruit gekomen als een beschuldiging, bijna alsof ze het jammer vond dat ze veranderd was. En ze had zo’n harde toon niet bedoeld. Integendeel, ze vond zijn aanraking heerlijk, net als het feit dat hij nog steeds zo beschermend was. Ze had hem willen bedanken, maar zoals gewoonlijk, had ze het verpest en zei ze precies het verkeerde op het verkeerde tijdstip.

 

Wat een verschrikkelijk eerste indruk als de nieuwe Caitlin. Ze kon haar mond maar niet houden. Er waren duidelijk dingen die nooit veranderden, zelfs niet met onsterfelijkheid.

Ze ging zitten en wilde haar hand op zijn schouder leggen en zich verontschuldigen toen ze plotseling een gehuil hoorde en een harige wolk in haar gezicht voelde. Ze leunde achterover en besefte wat het was.

Rose. Haar wolfpup. Rose spring in Caitlins armen. Rose jankte van opwinding en likte Caitlins gezicht. Caitlin kon niet anders dan in lachen uitbarsten. Ze knuffelde Rose, trok haar terug en keek naar haar.

Ze was nog een pup, maar Rose was al wel gegroeid; ze was groter dan Caitlin zich herinnerde. Caitlin herinnerde zich de laatste keer dat ze Rose had gezien, in King’s Chapel, bloedend op de vloer, neergeschoten door Samantha. Ze had zeker geweten dat Rose dood was.

“Ze heeft het gered,” zei Caleb, zoals altijd haar gedachten lezend. “Ze is sterk. Net als haar moeder,” voegde hij met een glimlach toe.

Caleb moest hen beiden al die tijd in de gaten hebben gehouden.

“Hoe lang ben ik bewusteloos geweest?” vroeg Caitlin.

“Een week,” zei Caleb.

Een week, dacht Caitlin. Ongelooflijk.

Ze voelde zich alsof ze jaren in coma had gelegen. Alsof ze was gestorven en weer tot leven gekomen, maar in een nieuwe vorm. Ze voelde zich schoongewassen, alsof ze haar leven met een schone lei was begonnen.

Maar ze herinnerde zich alle gebeurtenissen en besefte dat een week ook een eeuwigheid was. Ze hadden het Zwaard gestolen.  En haar broertje, Sam, was ontvoerd. Een hele week was voorbij gegaan. Waarom was Caleb niet achter hen aan gegaan? Elke minuut telde.

Caleb stond op, en Caitlin volgde zijn voorbeeld. Ze stond tegenover hem en keek hem in de ogen. Haar hart begon te bonzen. Ze wist niet wat ze moest doen. Wat was het protocol, de etiquette, nu ze allebei ware vampiers waren? Nu hij degene was die haar had veranderd? Waren ze een stel? Hield hij nog steeds zoveel van haar nu zij van zijn ras was? Nu ze voor altijd samen zouden zijn?

Ze voelde zich zenuwachtiger dan ooit tevoren, alsof er meer op het spel stond.

Ze reikte omhoog en legde zacht een hand op zijn wang.

Hij keek haar in haar ogen en zijn ogen glommen in het maanlicht.

“Dank je welk,” zei ze zachtjes.

Ze had willen zeggen: ‘Ik houd van je’, maar het was er niet goed uitgekomen. Ze had willen vragen: ‘Zal je voor altijd bij me blijven? Houd je nog steeds van me?

Maar ondanks alles, ondanks al haar nieuwe krachten, had ze niet de moed om dat te zeggen. Ze kon tenminste hebben gezegd: ‘Dank je wel dat je me hebt gered, of: ‘Dank je wel dat je me hebt verzorgd’, of: ‘Dank je wel dat je er voor me was’. Ze wist hoeveel hij had opgegeven om hier te zijn, hoeveel hij had opgeofferd. Maar alles dat ze wist uit te brengen was: Dank je wel.

Hij glimlachte langzaam, reikte omhoog met een hand en veegde zachtjes het haar uit haar gezicht en stopte het achter haar oor. Toen liet hij zijn zachte hand over haar gezicht lopen terwijl hij haar bestudeerde.

Ze vroeg zich af was hij dacht. Wilde hij zijn eeuwige liefde aan haar betuigen? Zou hij haar kussen?

Ze voelde wat hij nu wilde gaan doen en werd plotseling nerveus: voor wat hun nieuwe leven zou zijn, voor wat er zou gebeuren als het niet zou werken. Dus in plaats van genieten van het moment, moest ze het zo nodig weer verpesten door haar stomme mond open te doen terwijl ze hem juist gesloten wilde houden.

“Wat is er met het Zwaard gebeurd?” vroeg ze.

Zijn gezichtsuitdrukking veranderde plotseling. Van een blik van liefde, van passie, ging hij naar grote zorgen. Ze zag het binnen een tel gebeuren, als een donkere wolk die door de zomerlucht snijdt.

Hij draaide zich om en zette enkele stappen naar de rand van de wal, met zijn rug naar haar toe, en keek uit over de rivier.

Je bent zo’n idioot, dacht ze bij zichzelf. Waarom moest je nou weer praten? Waarom liet je hem je niet gewoon kussen?

Ze gaf om het Zwaard, dat was waar, maar nog niet half zoveel als ze om hem gaf. Om hen, als stel. Maar ze had het moment verpest.

“Ik ben bang dat het Zwaard weg is,” zei Caleb zachtjes, nog steeds met zijn rug naar haar gekeerd. “Het is gestolen. Eerst door Samantha, toen door Kyle. Ze wisten ons te verrassen. Ik had niet op hen gerekend. Dat had ik wel moeten doen.”

Caitlin liep naar hem toe, ging naast hem staan en legde zacht een hand op zijn schouder. Ze hoopte dat ze zijn humeur opnieuw kon veranderen.

“Gaat alles goed met je volk?” vroeg ze.

Hij draaide zich om en keek haar aan, nog bezorgder dan eerst.

“Nee,” zei hij vlak. “Mijn verbond verkeert in groot gevaar. En elk moment dat ik wegblijf groeit het gevaar.”

Caitlin dacht na.

“Waarom ben je dan niet naar hen toe gegaan?” vroeg ze.

Maar ze wist het antwoord al, nog voor hij het zei.

“Ik kon je niet achterlaten,” zei hij. “Ik moest zeker weten dat alles goed met je was.”

Was dat alles? dacht Caitlin. Wilde hij alleen weten of alles goed met haar ging? En als ze hersteld was, zou hij dan zomaar weggaan?

Aan de ene kant voelde Caitlin een enorme golf liefde voor hem, wetend wat hij had opgeofferd. Maar aan de andere kant vroeg ze zich af of hij zich alleen zorgen maakte over haar gezondheid, en niet over hen als stel.

“Dus…,” begon Caitlin, “nu je weet dat het goed met me gaat …ga je zomaar weg?”

Het was er te hard uitgekomen. Wat bezielde haar? Waarom kon ze niet aardiger, subtieler zijn, zoals hij was geweest? Ze meende het zeker niet. Het kwam er allemaal gewoon verkeerd uit. Wat ze had willen zeggen was: Verlaat me alsjeblieft nooit.

“Caitlin,” begon hij zachtjes, “ik wil dat je het begrijpt. Mijn familie, mijn volk, mijn verbond… ze zijn in groot gevaar. Het Zwaard is daar ergens, in de verkeerde handen. Ik moet terug naar hen. Ik moet hen redden. Eigenlijk had ik een week geleden al moeten gaan… En nu ik zie dat je hersteld bent, tja… Het is niet dat ik je wíl verlaten, maar ik moet mijn familie redden,” zei hij zacht.

“Ik kan met je mee komen,” antwoordde Caitlin hoopvol. “Ik kan helpen.”

“Je bent nog niet volledig hersteld,” zei hij. “Dat neerstorten was geen ongeluk. Het duurt altijd even voor vampiers hun eigen krachten kennen. En in jouw geval had je al een verschrikkelijke wond door het Zwaard. Het kan dagen, weken zelfs, duren voor dat genezen is. Als je mee zou komen, zou je jezelf weer kunnen verwonden. Het slagveld is geen plek voor jou op dit moment. Hier zullen ze je opleiden. Daarom heb ik je hierheen gebracht.”

Caleb draaide zich om en leidde haar mee om naar de hoftuinen te kijken.

Daarbeneden waren tientallen vampiers onder toortslicht onder elkaar bezig met oefengevechten, steekspelen en worstelen.

“Dit kleine eiland herbergt een van de beste verbonden die er zijn,” zei Caleb. “Ze zijn bereid jou bij hen op te nemen. Ze zullen het je leren. Ze zullen je opleiden. Ze zullen je sterker maken. En dan, als je krachten zich volledig hebben ontwikkeld en je volledig hersteld bent, zou ik me vereerd voelen om aan je zijde te strijden. Tot die tijd ben ik bang dat ik dat niet toe kan staan. De oorlog die ik ga voeren zal heel gevaarlijk worden. Zelfs voor een vampier.”

Caitlin fronste. Ze was al bang dat hij zoiets zou zeggen.

“Maar wat als je niet terugkomt?” vroeg ze.

“Als ik het overleef, zal ik terugkomen, dat beloof ik je.”

“Maar wat als je het niet overleeft?” vroeg Caitlin, bijna te bang om die woorden uit te spreken.

Caleb draaide zich om, keek naar de horizon en ademde diep in. Hij staarde naar de wolken, maar zei geen woord.

Dit was Caitlins kans. Ze wilde wanhopig graag van onderwerp veranderen. Hij was vastberaden om weg te gaan, dat had ze wel door, en niets zou hem tegenhouden. Het was ook duidelijk dat hij haar niet mee zou nemen. Ze voelde de uitputting over zich heen spoelen, en ze wist dat hij gelijk had: ze was nog niet klaar om te vechten. Ze moest herstellen.

Ze wilde geen tijd meer verspillen aan hem proberen tegen te houden. En ze wilde niet meer over vampiers, oorlogen of zwaarden praten. Ze wilde hun kostbare tijd gebruiken over hen. Caitlin en Caleb. Zij als een stel. Hun toekomst. Hun liefde voor elkaar. Hun toewijding aan elkaar. Wat was er precies tussen hen?

En nog belangrijker: ze besefte dat ze hem altijd voor lief had genomen sinds ze hem voor het eerst ontmoet had. Ze had nooit de tijd genomen om hem in de ogen te kijken en hem precies te vertellen wat ze voor hem voelde. Ze was nu een vrouw, en ze voelde dat het tijd was om zich volwassen te gaan gedragen, als een vrouw. Misschien kon hij het voelen, hoeveel ze van hem hield, maar ze had de woorden nooit hardop gezegd. Caleb, ik houd van je. Ik heb van je gehouden vanaf het moment dat we elkaar ontmoetten. Ik zal altijd van je houden.

Caitlins hart bonsde in haar keel en voelde zich banger dan ze tot dan toe ooit was geweest. Trillen bracht ze haar hand omhoog en legde die zachtjes op zijn wang.

Hij draaide zich langzaam naar haar om.

Ze was eindelijk klaar om hem te vertellen wat ze dacht.

Maar toen ze het probeerde, bleven de woorden in haar keel steken.

Op hetzelfde moment keek hij haar aan met een flits van bezorgdheid, en hij opende zijn mond om te praten.

“Caitlin, ik moet je iets vertellen—,” begon hij.

Maar hij kreeg nooit de kans om zijn zin af te maken.

Plotseling klonk het geluid van een opengaande deur en Caitlin voelde onmiddellijk dat ze niet langer alleen waren.

Ze draaiden zich allebei snel om, om te kijken wie het was.

Het was een persoon. Een vampier. Een prachtig, ongelooflijk schepsel met een mooiere, slankere bouw dan Caitlin, golvend rood haar en heldere, groene ogen.

Toen Caitlin zich realiseerde wie het was, sloeg haar hart een slag over.

Nee. Dat kon niet.

Zij was het. Sera. Calebs ex-vrouw.

Caitlin had haar maar één keer eerder ontmoet, bij de Cloisters. Maar ze had haar nooit vergeten.

Sera liep op hen af met de elegantie van iemand die al duizenden jaren op deze planeet rondliep. Vol zelfvertrouwen. Zonder vaart te minderen, en met haar ogen constant op Caitlin gericht, liep ze naar Caleb toe.

Ze hief een blanke, prachtige hand en legde die langzaam om Calebs schouder. Ze keek omlaag naar Caitlin met pure verachting.

“Caleb?” vroeg ze zachtjes met een duistere grijns op haar gezicht. “Heb je haar niet over ons verteld?”

Die paar woorden leken een mes dat bij Caitlin in het hart werd gestoken.