Begeerd

Tekst
Przeczytaj fragment
Oznacz jako przeczytane
Czcionka:Mniejsze АаWiększe Aa

Hij keek verder uit op de horizon, en knikte. Maar hij keek haar niet aan.

“Of hou je alleen maar van mij omdat ik je kan helpen om het Schild te vinden?” vroeg ze.

Ze was gechoqueerd door zichzelf, door het feit dat ze de moed had om de vraag uit te spreken. Het was een vraag die in haar hoofd bleef spoken vanaf de dag dat ze hem had leren kennen. Hield hij alleen maar van haar omwille van waar ze hem zou kunnen bij helpen? Of hield hij van haar omwille van wie ze was? Nu had ze eindelijk de vraag gesteld.

Haar hart bonkte hevig terwijl ze op het antwoord wachtte.

Eindelijk, draaide hij zich om, en keek haar diep in de ogen. Hij stak zijn handen uit naar boven, en aaide langzaam haar wang met de rug van zijn hand.

“Ik hou van jou, omwille van jezelf,” zei hij. “En dat heb ik altijd gedaan. En als het betekent dat met jou samen zijn, betekent dat ik de zoektocht naar het Schild moet staken, dan is dat wat ik zal doen. Ik wil ook met jou samen zijn. Ik wil op zoek gaan, ja. Maar jij bent nu belangrijker voor mij.”

Caitlin glimlachte, ze voelde iets in haar hart, wat ze nooit voorheen gevoeld had. Een gevoel van vrede, van stabiliteit. Niets kon hun nu nog in de weg staan.

Hij wreef het haar uit haar gezicht, en begon te glimlachen.

“He is grappig,” zei hij, “Ik heb hier nogal eens gewoond. Eeuwen geleden. Niet in Parijs, maar in dit land. Het was een klein kasteeltje. Ik weet niet of het nog bestaat. Maar we kunnen er naar zoeken.”

Ze glimlachte, en hij laadde haar plotseling op zijn rug en maakte een sprong in de lucht. Enkele momenten later, vlogen ze hoog boven Parijs in de lucht, en gingen ze op weg naar het binnenland, op zoek naar zijn thuis.

Hun thuis.

Caitlin had zich nog nooit zo gelukkig gevoeld.

HOOFDSTUK VIJF

Sam vond het moeilijk om Polly bij te houden terwijl ze verder liep. Ze praatte zo snel, en ze leek nooit te stoppen, terwijl ze van de ene gedachte op de andere sprong. Hij voelde zich nog steeds compleet ontregeld door de tijdreis, door deze nieuwe verblijfplaats – hij moest dit alles zien te verwerken.

Maar ze hadden nu al zeker een half uur gewandeld, en hij struikelde over twijgjes terwijl hij haar door het woud volgde, met haar fikse tred, en ze stopte maar niet met praten. Hij kon er amper een woord tussen. Ze bleef maar doorgaan over “het paleis” en “het hof”, en over de leden van haar coven en een nakend concert en een man met de naam Aiden. Hij had geen idee waarover ze het had, of waarom ze naar hem aan het zoeken was – of zelfs waar ze hem naartoe bracht. Hij was vastbesloten om een paar antwoorden te krijgen.

“…natuurlijk, het is niet bepaald een fuif,” legde Polly uit, “maar, het zal nog steeds een verbluffend spektakel zijn – maar ik ben er niet geheel zeker van wat ik zal aandoen. Er zijn zoveel mogelijkheden, maar niet genoeg voor een deftig evenement zoals dit – ”

Alsjeblief!” zei Sam eindelijk, terwijl ze vrolijk door het bos huppelde, “Het spijt mij dat ik je onderbreek, maar ik heb vragen voor jou. Alsjeblief. Ik heb antwoorden nodig.”

Ze stopte eindelijk met praten, en hij slaakte een zucht van opluchting. Ze keek hem aan met een soort van verbazing, alsof ze totaal vergeten was dat ze nu al een hele tijd aan het praten was geweest.

“Al wat je hoeft te doen, is het vragen!” zei ze op een gelukkige toon. En dan, voor hij kon antwoorden, voegde ze er ongeduldig aan toe, “Wel? Wat is het?”

“Je zei dat je naar me toe gestuurd werd,” zei Sam. “Door wie?”

“Dat is een gemakkelijke vraag,” zei ze, “Aiden.”

“Wie is dat?” vroeg Sam zich af.

Ze gniffelde, “Och, jij moet nog een heleboel leren? Hij was alleen maar de mentor van onze coven gedurende duizenden jaren. Ik ben er niet zeker van waarom hij geïnteresseerd in je is, of waarom hij mij op zulk een mooie dag met helemaal op een zwerftocht door het woud stuurt om jou op te halen. Volgens mij, zou je uiteindelijk in staat geweest zijn om je eigen weg te vinden. En dan zal ik maar zwijgen van de duizenden dingen die ik te doen had vandaag, en dat is met inbegrip van het zoeken naar een nieuwe jurk en – ”

Alsjeblief,” zei Sam, terwijl hij probeerde zijn gedachte vast te houden vooraleer hij ze weer kwijt was. “Ik stel het echt op prijs dat je gekomen bent om mij op te halen en zo, en met alle respect,” zei hij, “maar waar het ook is waar we naartoe gaan, ik heb echt geen tijd. Je moet je realiseren dat ik om een welbepaalde reden naar hier terugkwam, op deze plaats, en deze tijd. Ik moet mijn zuster helpen. Ik moet haar vinden – en ik heb geen tijd voor welk plezierreisje dan ook.”

“Wel, ik zou dit bezwaarlijk een plezierreisje willen noemen,” zei Polly. “Aiden is alleen maar de meest gevraagde man van de hele hofhouding. Als hij geïnteresseerd is in jou, dan zou ik daar niet licht overgaan,” zei ze. “En wie dat ook is, waar je naar opzoek bent, als er iemand is die je de weg kan wijzen, dan is hij het wel.”

“Waar gaan we dan exact naartoe? En hoeveel verder is het nog?”

Ze zette verschillende stappen verder het woud in, en hij haastte zich om haar in te halen, zich afvragend of ze ooit een antwoord zou geven, of het antwoord ooit rechtuit zou zijn – wanneer, op dat moment, het woud zich plots opende.

Ze stopte, en hij stopte naast haar, bijna van zijn sokken geblazen.

Voor hen uit, lag een immens open veld, dat leidde naar onberispelijke formele tuinen in de verte, met gras dat in verfijnde vormen gesneden was in verschillende groottes. Het was mooi, zoals een levend kunstwerk.

Nog adembenemender was wat juist achter de tuinen lag. Het was een paleis, met een grootsere structuur dan wat Sam ooit gezien had in zijn leven. Het hele gebouw was opgetrokken uit marmer, en het reikte in elke richting zover als hij kon zien. Het was een klassiek, formeel ontwerp, met dozijnen van immens grote ramen, en een brede marmeren rij trappen die naar de ingang leidde. Hij wist dat hij ergens afbeeldingen van deze structuur had gezien, maar hij kon zich niet herinneren wat het was.

“Versailles,” zei Polly, ze gaf het antwoord, alsof ze zijn gedachten kon lezen. Hij keek naar haar, en zij glimlachte terug.

“Dit is waar we wonen. Je bent in Frankrijk. In 1789. En ik ben er zeker van dat Aiden je zal toestaan om ons te vervoegen, in de veronderstelling dat Marie het toelaat.”

Sam keek haar verbaasd aan.

“Marie?” vroeg hij.

Ze glimlachte nog breder, terwijl ze haar hoofd schudde. Ze draaide om en huppelde over het veld, in de richting van het paleis. Terwijl ze dat deed, riep ze over haar schouder.

“Waarom, Marie Antoinette, natuurlijk!”

*

Sam liep naast Polly, en ging de eindeloze trap op, in de richting van de voordeuren van het paleis. Terwijl hij verderging, nam hij alles wat hij rond zich zag in hem op. De grootsheid en de schaal van deze plaats waren verbluffend. Helemaal rond hem, bevonden zich mensen die op de gronden rondstruinden, vermoedelijk ging het om mensen van Koninklijken bloede, en ze waren gekleed in de fijnste kleren die hij ooit had gezien. Hij kon deze plaats maar niet bevatten. Als iemand hem had verteld dat hij aan het dromen was, dan zou hij hem geloven. Hij had nog nooit eerder in het gezelschap van leden van een Koninklijke familie vertoefd.

Polly was nog niet gestopt met praten, en hij had zijn uiterste best gedaan om te focussen op haar woorden. Hij vond het leuk om in haar omgeving te zijn, en hij genoot van haar gezelschap, ook al was het moeilijk om met zijn aandacht bij haar te blijven. Hij vond dat ze ook mooi was. Maar er was iets aan haar, dat hem onzeker maakte of hij zich werkelijk tot haar aangetrokken voelde, of dat hij haar gewoon leuk vond als een vriendin. Met zijn liefjes in het verleden, was het altijd lust op het eerste gezicht. Met Polly, was het meer een soort kameraadschap.

“Zie je, de Koninklijke familie woont hier,” zei Polly, “maar wij wonen hier ook. Zij willen ons hier hebben. Immers, we zijn de beste bescherming die ze zich kunnen wensen. We wonen samen in wat je een vriendelijke harmonie zou kunnen noemen. Het staat ten dienste van ons allebei. Met dit enorme woud, kunnen we onbeperkt jagen, een fantastische plaats om te wonen, en prima gezelschap. En in ruil daarvoor, helpen we de Koninklijke familie te beschermen. En dan vertel ik je nog niet dat er trouwens een paar bij zijn van de onzen.”

Sam keek haar verbaasd aan.

“Marie Antoinette?” vroeg hij.

Polly knikte lichtjes, als wou ze een geheim bewaren, maar daar niet toe in staat was.

“Maar vertel het tegen niemand,” zei ze. “Er zijn er ook nog een paar anderen. Maar de meeste leden van de Koninklijke familie zijn mensen. Ze willen bij ons zijn. Maar er zijn strikte regels hier, en het is niet toegestaan. Het is ons en hen. En het is niet toegestaan dat we die grens oversteken. Er zijn bepaalde leden van de Koninklijke familie waarvan we niet van willen dat ze teveel macht krijgen. En Marie wil het ook zo.

“Dit is trouwens de meest fabelachtige plaats. Ik kan me niet voorstellen dat het ooit zou stoppen. Er is feest na feest, eindeloze dansfeesten, bals, concerten… Er is er deze week een dat gewoon fantastisch zal zijn. Een opera trouwens. En ik heb mijn jurk al gekozen.”

Toen ze de deuren naderden, haastten verschillende bedienden zich om ze te openen. De gouden deuren waren massief, en Sam keek er naar, compleet overdonderd, wanneer hij er door liep.

Polly marcheerde recht door een enorme, marmeren gang, alsof ze er eigenaar van was, en Sam haastte zich om haar tred bij te houden. Terwijl ze voortliepen, keek Sam overal in het rond, hij was verbaasd door de weelde. Ze wandelden door eindeloze gangen die gemaakt waren van marmer, met enorme laaghangende kandelaars van kristal, die het licht reflecteerden van de dozijnen vergulde spiegels. De zon viel binnen, en reflecteerde het licht in elke richting.

 

Ze gingen door deur na deur, en eindelijk gingen ze een enorm hal binnen, gemaakt van marmer, met kolommen helemaal er rond. Verschillende wachten stonden in acht, wanneer Polly binnenkwam.

Polly giechelde gewoon, blijkbaar was ze immuun voor hen. “We trainen hier ook,” zei ze. “Ze hebben de beste faciliteiten. Aiden heeft ons op een strak schema gezet. Ik ben verbaasd dat hij me toestond om een pauze in te lassen om jou te komen halen. Je moet wel heel erg belangrijk zijn.”

“Waar is hij dan?” vroeg Sam. “Wanneer zal ik hem ontmoeten?”

“Maar, je bent toch ongeduldig, of niet soms? Hij is een druk bezet man. Het zou kunnen dat hij ervoor kiest of je gedurende een bepaalde tijd niet te ontmoeten. Of hij zou je direct kunnen oproepen. Maak je geen zorgen, je zult het wel te weten komen wanneer hij je wil zien. Geef het wat tijd. In tussentijd, werd ik gevraagd om jou je kamer te laten zien.”

“Mijn kamer?” vroeg Sam zich verbaasd af. “Wacht een secondje. Ik heb niet gezegd dat ik hier kon blijven. Zoals ik zei, ik moet echt mijn zuster vinden,” begon Sam te protesteren – mar op dat moment opende een enorm paar dubbele deuren zich voor hen uit.

Een entourage van Koninklijke familieleden kwam plotseling binnen, rond een vrouw in het midden, die gedragen werd op een Koninklijke troon.

Ze zetten haar neer, en wanneer ze dit deden, maakte Polly een lage buiging, en maande Sam aan om hetzelfde te doen. Hij deed dit ook.

Een vrouw die alleen maar Marie Antoinette kon zijn, kwam langzaam naar beneden, en zette verschillende stappen in hun richting, en ze stopte recht voor Sam, en ze gebood hem op te staan. Wat hij deed.

Ze bekeek Sam van onder tot boven, alsof hij een bezienswaardigheid was.

“Dus, jij bent de nieuwe jongen,” zei ze, expressieloos. Haar groene ogen, brandden met een intensiteit die hij nog nooit gezien had, en hij kon, inderdaad, aanvoelen dat ze een van hen was.

Uiteindelijk, na wat eeuwig leek te duren, knikte ze. “Interessant.”

Dat gezegd zijnde, wandelde ze snel aan hen voorbij, en haar entourage volgde snel.

Maar een iemand bleef achter, duidelijk een lid van de Koninklijke familie. Ze zag er ongeveer 17 uit, en ze was van kop tot teen gekleed in een koninklijk blauwe fluwelen jurk. Ze had de blankste huid die Sam ooit gezien had, in combinatie met lang, krullend blond haar, en doordringende groenblauwe ogen. Ze richtte ze recht op Sam, om in zijn ogen te kunnen kijken.

Hij voelde zich hulpeloos in haar aanblik, en het was onmogelijk om naar iets anders te kijken.

Ze was het mooiste meisje dat hij ooit had gezien.

Na verschillende seconden, zette zij een stap voorwaarts, en staarde ze nog dichter in zijn ogen. Ze stak haar hand uit, met de palm naar onder, het was duidelijk dat ze verwachtte dat hij haar hand zou kussen. Ze bewoog zich langzaam en trots voort.

Sam nam haar hand, en was geëlektrificeerd door de aanraking van haar huid. Hij trok haar vingers wat dichterbij, en kuste ze.

“Polly?” zei het meisje. “Zou je ons niet aan elkaar voorstellen?”

Het was geen vraag. Het was een bevel.

Polly schraapte haar keel, met tegenzin.

“Kendra, Sam,” zei ze. “Sam, Kendra.”

Kendra, Sam dacht, terwijl haar in haar ogen staarde, en een beetje schrok van de agressiviteit waarmee ze naar hem terugstaarde, alsof hij nu al haar eigendom was.

“Sam,” echode ze, met een glimlach. “Een beetje eenvoudig. Maar ik hou ervan.”

HOOFDSTUK ZES

Kyle sloeg door de stenen sarcofaag heen met een enkele klap. Hij brak in wel een miljoen stukjes, en hij wandelde gewoon de staande lijkkist uit, hij stond recht, en was klaar voor de actie.

Hij liet zich zien, en keek rond, hij was klaar om met iedereen te vechten die dichterbij kwam. Feitelijk hoopte hij dat iemand hem zou benaderen om met hem te vechten. Deze tijdreis was echt vervelend geweest, en hij was klaar om zijn woede op iemand te koelen.

Maar toen hij rondkeek, dan was de kamer tot zijn teleurstelling, helemaal leeg. Hij was er helemaal alleen.

Langzaam begon zijn woede zich te koelen. Hij was tenminste op de juiste plaats terechtgekomen, en in het juiste tijdperk. Hij wist dat hij eerder een veteraan was op het gebied van tijdreizen dan dat Caitlin dat was, en hij kon zich meer specifiek op een plaats richten. Hij keek rond, en tot zijn voldoening, zag hij dat hij aangeland was op exact de plaats waar hij wou zijn: Les Invalides.

Les Invalides was een plek waar hij altijd al van gehouden had, een plaats die belangrijk was geweest voor de wat slechtere van zijn soort. Een mausoleum, diep onder de grond, het was gemaakt van marmer, mooi versierd, met sarcofagen op een rij langs de muren. Het gebouw was cilindervormig, met een opgaand plafond van wel meer dan dertig meter hoog, dat een koepel vormde. Het was een sombere plaats, de perfecte rustplaats voor alle Franse elitesoldaten. Het was ook de plaats, wist Kyle, waar Napoleon op een dag begraven zou worden.

Maar nu nog niet. Het was nog maar 1789, en Napoleon, die kleine hufter, die leefde nog. Het was een van Kyle’s favorieten onder zijn eigen soort. Kyle realiseerde zich, dat hij nu ongeveer 20 jaar oud zou zijn, aan het begin van zijn carrière. Hij zou nog lang niet op deze plek begraven worden. Natuurlijk omdat hij van hun ras was, zou de begrafenis van Napoleon enkel een truc zijn, om de publieke massa te doen denken dat hij heen van hen was.

Kyle glimlachte terwijl hij eraan dacht. Hier stond hij, op de laatste rustplaats van Napoleon, voordat Napoleon zelfs “gestorven was”. Hij keek er naar uit om hem opnieuw te ontmoeten, om herinneringen op te halen uit vroegere tijden. Hij was immers een van de weinigen onder zijn volk die Kyle half respecteerde. Maar hij was ook een arrogante kleine hufter. Kyle zou hem date eens goed inpeperen.

Kyle wandelde langzaam over de marmeren vloer, zijn voetstappen lieten een echo na, en hij controleerde hoe hij eruitzag. Hij had betere dagen gekend. Hij was een oog verloren door dat verschrikkelijke kleine kind, de zoon van Caleb, en zijn gezicht was nog steeds mismaakt door wat Rexius hem had aangedaan in New York. Alsof dat nog niet genoeg was, had hij nu een grote wonde in zijn wang, van de speer dat Sam naar hem geworpen had in het Colosseum. Hij wist dat hij een wrak was.

Maar hij vond het ook wel leuk. Hij was een overlever. Hij leefde, en niemand was in staat geweest om hem te stoppen. En hij was bozer dan ooit. Niet alleen was hij vastbesloten om te verhinderen dat Caitlin en Caleb het Schild zouden vinden, maar nu was hij ook vastberaden om ervoor te zorgen dat ze er alle twee een prijs zouden moeten voor betalen. Om hen te laten lijden, net zoals hij geleden had. Sam stond nu ook op zijn lijst. Alle drie – hij zou niet stoppen voor hij ieder van hen langzaam gemarteld had.

Met een paar sprongen, schoot hij de marmeren trap op, stond hij in de hoogste tombe. Hij cirkelde rond, liep tot op het eind van de kapel, onder de enorme koepel, en bereikte de achterkant van het altaar. Hij betaste de leistenen muur, op zoek naar iets.

Eindelijk vond hij waar hij op zoek naar was. Hij duwde een verborgen luik opzij, en een geheim compartiment opende zich. Hij stak zijn hand erin, en trok er een lang, zilveren zwaard uit, waarvan het heft bezet was met juwelen. Hij hield het in het licht, en bestudeerde het met voldoening. Het was juist zoals hij het zich herinnerde.

Hij hing het over zijn rug, draaide om en ging verder in de gang, en bereikte de voordeur. Hij leunde even achterover, en met een enorme trap, vloog de grote eiken deur uit haar hengsels, deze echo van deze crash was te horen doorheen heel het gebouw. Kyle voelde zich voldaan, dat hij zijn volledige kracht nu al terughad.

Kyle zag dat het nog nacht was, en hij werd rustiger. Als hij het wilde, kon hij door de nacht vliegen, en recht op zijn doel afgaan – maar hij wou van zijn tijd genieten. Parijs was in 1789 een heel bijzondere plek. Het was nog steeds, zo herinnerde hij zich, vergeven van prostituees, alcoholisten, gokkers, criminelen. Ondanks de leuke bovenlaag en architectuur, was er leven in de onderbuik die lang en breed was. Hij hield ervan. Deze stad was voor hem om in te nemen.

Kyle hief zijn kin op, hij luisterde, voelde, en sloot zijn ogen. Hij kon Caitlin’s aanwezigheid sterk aanvoelen in deze stad. En die van Caleb’s. Hij was niet zo zeker van Sam, maar hij wist dat minstens twee van hen hier waren. Dat was goed. Al dat hij nu had te doen, was hen te vinden. Hij zou hen vlug genoeg bij toeval ontmoeten, en, zo stelde hij zich voor, hen allebei gemakkelijk kunnen doden. Parijs was een veel eenvoudigere plaats. Er was geen grote Raad van vampiers waar hij moest naar luisteren, zoals in Rome. Nog beter, er was een sterke, kwaadaardige coven hier, die geleid werd door Napoleon. En Napoleon stond bij hem in het krijt.

Kyle besloot dat het zaak zou zijn om het eerst dat kleine onderdeurtje op te sporen en ervoor te zorgen dat hij hem deed boeten. Hij zou alle mannen van Napoleon inlijven om hen alles te laten doen wat ze maar konden om Caitlin en Caleb op te sporen. Hij wist dat de mannen van Napoleon nuttig konden zijn wanneer hij tegenstand zou ondervinden. Dit keer zou hij niets aan het toeval overlaten.

Maar hij had nog tijd. Hij zou zich eerst voeden, en dan ervoor zorgen dat hij voeten aan de grond zou krijgen. Plus, dat zijn plan al in gang was gezet. Voor dat hij Rome had verlaten had hij Sergei, zijn oude metgezel opgespoord, en hij had hem op voorhand naar hier gestuurd, als verkenner. Als alles volgens plan was gegaan, was Sergei hier al, en was hij hard aan het werk geweest, bij het uitvoeren van hun missie, door de coven van Aiden te infiltreren. Kyle zette een brede glimlach op. Er was niets waar hij meer van hield dan van een verrader, dan van een kleine wezel zoals Sergei. Hij was een nuttig klein speelgoedje geworden.

Kyle sprong van de trappen naar beneden zoals een schooljongen, vervuld van vreugde, en klaar om recht in de stad te duiken, om alles te nemen wat hij maar wilde.

Terwijl Kyle zijn weg vervolgde in de straat, werd hij benaderd door een kunstenaar die een doek en een penseel vasthield, en gebaarde dat hij Kyle toestemming vroeg om zijn portret te schilderen. Als er nu iets was waar Kyle een hekel aan had, dan was het iemand die zijn portret wilde tekenen. Hij was echter in zulk een goede bui, dat hij besloot om de man te laten leven.

Maar wanneer de man bleef aandringen, door Kyle op een agressieve manier te volgen, dreef hij het te ver. Kyle strekte zich uit, en greep naar zijn penseel, en stak het recht tussen de man zijn ogen. Een seconde later, viel de man dood neer.

Kyle nam het doek, en scheurde het stuk over zijn lijk.

Kyle vervolgde zijn weg, en was erg tevreden met zichzelf. Dit was al een goede nacht aan het worden.

Terwijl hij in een kasseisteegje liep, en naar het district ging dat hij zich herinnerde, begon alles er weer bekend uit te zien. Verschillende prostituees flankeerden de straten, en ze wenkten hem. Tezelfdertijd, strompelden twee grote mannen uit een bar, ze waren duidelijk dronken, en botsten hard op Kyle, omdat ze niet zagen waar ze naartoe gingen.

“Hee, idioot!” zo schreeuwde een van hen naar hem.

De andere draaide zich om naar Kyle. “Hee, eenoog!” riep hij. “Kijk eens uit waar je loopt!”

De grote man strekte zich uit om Kyle een harde stomp op zijn borst te geven.

Maar hij deed zijn ogen wijd open van verbazing wanneer zijn stop niet gewenste effect had. Kyle had helemaal geen krimp gegeven; het was net hetzelfde als een stenen muur proberen om te duwen.

Kyle schudde langzaam zijn hoofd, en verbaasde zich erover hoe dom deze mannen waren. Voor dat ze konden reageren, reikte hij naar achteren over zijn schouder, en trok hij zijn zwaard met een klinkend geluid, en in een zwierende beweging hakte hij allebei hun hoofden af, in een fractie van een seconde.

Hij keek met voldoening hoe hun hoofden rolden, en hoe allebei hun lichamen in elkaar begonnen te zakken totdat ze op de grond vielen. Hij stak zijn zwaard terug, en reikte naar het lijk zonder hoofd en trok het naar zich toe. Hij plantte zijn lange hoektanden recht in de open hals, en dronk gulzig terwijl het bloed alle kanten uit spoot.

Kyle kon het geschreeuw van de prostituees rond hem horen uitbarsten, toen ze zagen water er gebeurd was. Dit werd gevolgd door het geluid van slaande deuren en van sluitende vensterluiken.

De hele stad was al bang van hem, zo realiseerde hij zich.

 

Goed, dacht hij. Dit was het soort van welkom waar hij van hield.