Zwartgevleugelde Engel

Tekst
0
Recenzje
Przeczytaj fragment
Oznacz jako przeczytane
Zwartgevleugelde Engel
Czcionka:Mniejsze АаWiększe Aa

Table of Contents

  Proloog – Darious

  Hoofdstuk 1 ‘Kwaadaardig gelach’

  Hoofdstuk 2 "Gevaarlijke Mythes"

  Hoofdstuk 3 "Spookhuis"

  Hoofdstuk 4 "Officieel geflipt"

  Hoofdstuk 5 "Heksen en schaduwdemonen "

  Hoofdstuk 6 "Engelen en Demonen"

  Hoofdstuk 7 "Vrede en Woede"

  Hoofdstuk 8 "Gestoord"

  Hoofdstuk 9 "Ongewenst toevluchtsoord"

  Hoofdstuk 10 "Schreeuw van woede"

  Hoofdstuk 11 "Razende liefde"

  Hoofdstuk 12 "Afleiding en Jaloezie"

  Hoofdstuk 13 "Gestoord"

  Hoofdstuk 14 "Opoffering"

Zwartgevleugelde Engel

De Bewaker Van Het Kristallen Hart Serie Boek 7

Amy Blankenship, RK Melton

Translator: Jeanne Bruggeman

Copyright © 2010 Amy Blankenship

Engelse versie gepubliceerd door Amy Blankenship

Tweede druk gepubliceerd door TekTime

Alle rechten voorbehouden

Proloog – Darious

De klokken in de toren van het klooster luidden als een alarm, hoewel er niemand in de klokkentoren was die aan de touwen trok. Bliksem flitste over de binnenplaats toen de storm uit het niets opstak, en de genadeloze harde wind droeg de scherpe stank van de dood met zich mee. Aan de horizon verscheen een onheilspellende donkere wolk, die in een moordend tempo op het klooster afkwam.

De kloostermonniken hielden hun wapens van hout, beenderen en goud in de aanslag, en vielen aan als soldaten. Ze hadden hun hele leven getraind voor deze oorlog... voor dit ene moment, net zoals hun voorouders dat ook al meer dan een millennium hadden gedaan. Uit de enorme bibliotheek werden de heilige rollen van macht en magie opgediept om hun taak uit te kunnen voeren.

De donkerblauwe en amethistkleurige mantels van de monniken wapperden in de wind, ze waren erop voorbereid om een oorlog uit te vechten waarvan ze allemaal in het geheim hadden gebeden dat die niet in hun leven zou plaatsvinden.

Als eerste kwamen de getrainde boogschutters naar voren. Hun bogen waren gespannen, hun pijlen gloeiden met een hemelse blauwe gloed. Zwijgend stonden ze tegenover een vijand die geen van hen echt kon verslaan.

Toen de wolk dichterbij kwam, werd het duidelijk dat het helemaal geen wolk was, maar een heel legioen demonen dat erop uit was om de mensheid te vernietigen. Dit klooster en zijn monniken waren de enige en laatste hoop van de mensheid. In de lucht klonk een diep, bijna kalm gezoem. De monniken spraken de beschermende spreuken uit, de vastberadenheid glom in hun ogen.

In de heilige geschriften was al voorspeld dat de komende duisternis een demonenplaag zou ontketenen. Er was voorspeld dat als deze strijd voorbij was, de overlevende demonen zich over de vier windrichtingen van de aarde zouden verspreiden, om achter de mystieke Bewakers aan te gaan die ooit dit land hadden beschermd zoals de monniken het zegel beschermden.

Waarom de Bewakers en hun priesteres nog niet waren verschenen was voor sommigen een raadsel, maar voor de oudsten was het geen verrassing. Dit was iets wat zelfs het lot niet kon tegenhouden.

Een werd een onuitgesproken bevel gegeven en de boogschutters lieten hun pijlen los. Demonen vielen in de pijlengolf en de eerste boogschutters deden een stap terug, zodat anderen hun plaats in konden nemen. Meer pijlen vlogen over de eens groene velden om de demonen te vernietigen. Het leek een zinloze actie, omdat er voor elke vernietigde demon er tien zijn plaats innamen.

De boogschutters trokken zich terug, het was tijd dat de heilige rollen werden ingezet. Er verscheen een barrière rond het klooster, maar geen van de monniken wist hoe ze de volledige kracht van de rollen op konden roepen. De ouden hadden de rollen geschreven en door de eeuwen heen was hun kennis verloren gegaan. De monniken deden wat ze konden, wat precies genoeg was om wat extra tijd te winnen.

Er werden bevelen geroepen, de poorten van het klooster werden gesloten en vergrendeld met het zegel van bescherming om ze een paar minuten respijt te geven. Iedereen keek van de een naar de ander, ze wisten allemaal dat dit de laatste keer zou zijn dat ze elkaar op dit bestaansniveau zouden zien.

Ze klampten zich allemaal vast aan de legende waarover gesproken werd in de rollen; de legende over een man die door ketenen gebonden was door de demonen die deze wereld wilden vernietigen. De legende waarin geschreven stond dat de demonen hem tijdens de opstand onbedoeld zouden vergeten.

Hij... een kind van ongetemde woede en melancholie, met het temperament van de duisterste engelen en de kracht om de poort te sluiten, waardoor de demonen wel in deze wereld zouden worden opgesloten, maar dat er niet meer zouden volgen. Dit kind zou de demonen een voor een opjagen en ze terugsturen naar het rijk van de duisternis, waar ze thuishoorden... en hij zou wraak nemen op degenen die hem zo lang gevangen hadden gehouden.

In sommige van de legenden werd hij omschreven als een god, terwijl hij in anderen werd neergezet als een duivel die de goden wil doden om zo zijn vrijheid te verkrijgen. Zij hadden hem een naam gegeven, al was het alleen maar zodat ze hem in hun gebeden konden aanroepen... Darious.

De poorten van het klooster kreunden onder de druk toen de demonen ze eindelijk bereikten. Het dikke hout kraakte en versplinterde terwijl het zegel dat de poort gesloten hield langzaam zwakker werd en uiteindelijk brak. De poorten gingen open en als een vloedgolf van dood en bloed zwermden de demonen naar binnen, onderweg alles en iedereen vernietigend wat ze tegenkwamen.

Olievaten vol olie voor de fakkels vielen om en bedekten degenen die de pech hadden dat ze zo dichtbij stonden. De muren vlogen in brand... en veroorzaakten een inferno dat misschien wel met de hel zelf vergeleken kon worden. De grond barstte open en er kwamen nog meer demonen omhoog.

Toen begon het te regenen. De regen trok over het door vuur overspoelde klooster dat weigerde te buigen voor de grillen van de elementen. Een voor een sneuvelden de monniken, ze stikten in hun eigen bloed terwijl ze baden voor hun redding... dat de legende uit zou komen. Er waren al duizenden demonen door de poort gekomen en de monniken kenden geen barrière die sterk genoeg was om ze ervan te weerhouden het land om hen heen binnen te vallen.

Een enorme donderklap gevolgd door een felle bliksemflits aan de hemel veroorzaakte een hevige schokgolf, en het klooster stortte in.

Toen de wind was gaan liggen en de regen plotseling ophield, was het oorverdovend stil. Het kalme oog van de storm bevond zich boven de overblijfselen van het klooster; de cycloon waaide om het klooster heen en sloot de demonen en de monniken in.

De monniken die nog leefden richtten hun ogen naar de hemel en mompelden gebeden. Degene van wie ze dachten dat hij de verlosser was, was veel angstaanjagender dan de demonen die hem waren voorgegaan.

Hij stond in het oog van zijn eigen storm, met de kettingen van zijn gevangenschap bungelend aan zijn voeten en polsen... de dikste van de kettingen nog steeds om zijn nek gewikkeld. Ze rinkelden onheilspellend in de stilte, en waren bedekt met het bloed van de demonen die hij tijdens zijn ontsnapping had gedood.

Zijn lange zwarte haren wapperden zachtjes, maar of het was onmogelijk te zeggen of dat door de storm kwam of door zijn eigen kracht. Hij was naakt, en bloed sijpelde door de verse wonden die hij had opgelopen, een teken van de strijd die hij had geleverd om zo ver te komen. Op zijn rug waren twee littekens te zien waar ooit prachtige vleugels hadden gezeten.

Terwijl hij zijn perfecte gezicht naar de hemel ophief, vielen er tranen van bloed uit zijn zilvergrijze ogen. De grond onder zijn voeten beefde opnieuw en kwam omhoog, ving veel van de demonen en herstelde de poort, waarna hij hem verzegelde.

Een helderwit licht verspreidde zich over het landschap, waarbij de overgebleven demonen uiteenspatten en naar alle uithoeken van de wereld werden verstrooid.

Darious liet zijn blik zakken op het centrum van wat eens een groots klooster was geweest. Daar, gehuld in een zachte engelachtige gloed stond een beeldje van een knielende maagd, haar handen uitgestrekt alsof ze hem vroeg om iets dat hij haar niet kon geven. Met de volgende bliksemschicht verdween het beeld van het meisje.

Hoofdstuk 1 ‘Kwaadaardig gelach’

Normaal gesproken joeg de film, 'Evil Dead 2' haar de stuipen op het lijf. Gelukkig was Kyoko zo slaperig dat ze zelfs het tv-scherm nauwelijks zag, en dat wilde heel wat zeggen aangezien het een 73-inch surround-sound cinemasysteem was. Ze knipperde een paar keer met haar ogen en schrok toen wakker, terwijl ze haar hoofd optilde om op de digitale klok aan de voorkant van de dvd-speler te kijken. Drie uur 's nachts! Even haar ogen dichtdoen had haar de das omgedaan. Ze had meer dan een uur geslapen.

 

Kyoko had de gewoonte om wakker te blijven tot ze wist dat iedereen veilig thuis was gekomen, dus begon ze snel te tellen. Ze probeerde rechtop te zitten maar besefte dat ze ingeklemd zat tussen de rugleuning van de bank en Toya.

Toen ze naar beneden keek, kreeg ze een kleur en voelde ze dat ze het warm kreeg. Zijn gezicht lag begraven tegen haar onderbuik en zijn arm lag over haar heup. Hoe kon het dat ze in slaap viel terwijl hij aan de andere kant van de kamer lag, en dat ze vervolgens wakker werd in de vreemdste posities tegen hem aan? Het werkte op haar zenuwen. Als hij niet zo diep zou slapen, zou ze hebben gezorgd dat hij met zijn hoofd op de vloer zou landen.

Kyoko rolde met haar ogen, omdat ze deze gedachten al zo vaak gehad had, en tot nu toe... had ze haar denkbeeldige dreigement nog nooit uitgevoerd.

Haar uitdrukking verzachtte toen ze keek naar zijn donkere haar met de zilveren highlights. Hij zag er altijd zo lief uit als hij sliep... het was echt jammer dat ze hem niet altijd in slaap kon houden. Ze grijnsde om haar eigen grapje. Maar het was wel waar. Toya, hoe lief hij stiekem ook was, zou de eerste zijn die ruzie met haar zou maken.

Ze trok zich omhoog over de rugleuning van de bank, zodat ze niet over hem heen hoefde te kruipen, vond haar houvast en keek om zich heen.

Kyoko schudde haar hoofd en vroeg zich af waarom bijna iedereen er een gewoonte van maakte om bijna elke nacht in de enorme woonkamer te slapen, terwijl ze allemaal een eigen kamer met een kingsize bed hadden. Snel keek ze om zich heen en zag dat iedereen op wie ze had gewacht er was behalve Kyou, wat normaal was, en Tasuki, van wie ze wist dat hij deze week nachtdienst had.

Kyou was hun baas, en daarom was het vast geen goed idee om te vragen of hij bij de agenten, privédetectives en helderzienden die voor hem werkten kon blijven.

Ze glimlachte om een ondeugende gedachte die zich ineens aan haar opdrong. Als er iemand wakker was geweest zou hij zich snel uit de voeten hebben gemaakt. Deze jongens hadden haar de laatste tijd zo vaak geplaagd dat Kyoko vond dat het tijd was voor wraak... in tienvoud.

Ze liep stilletjes naar Shinbe, die in de stoel lag te slapen. Voorzichtig pakte ze de afstandsbediening van de TV die op een of andere manier op zijn schoot was terechtgekomen. Kyoko bevroor toen Shinbe verschoof en in zijn slaap iets mompelde over konijnenbont en chocoladesiroop.

Hoofdschuddend pakte Kyoko de afstandsbediening van hem af en zette het geluid van de televisie op mute.

De adrenaline gierde door haar lichaam en maakte dat ze zich licht voelde in haar hoofd. Een heel klein deel van haar had last van een slecht geweten, maar dat negeerde ze net zolang totdat dat deel van haar geweten eindelijk zweeg. Na het incident met Kotaro's ondergoed, en Toya's plotselinge drang om door de gangen en in haar slaapkamer te struinen... hadden ze dit zo verdiend.

Trouwens, ze beschouwden haar als de baby van de groep. Ze moest altijd met hen vechten om een van de hardcore paranormale klussen te mogen doen.

Haar enige echte kracht was het feit dat als ze soms iets of iemand aanraakte, ze flitsen uit het verleden kreeg die konden helpen om dingen op te lossen. Het werkte echter niet altijd. Ze kon niet zomaar een demon aanraken om te zien of hij toevallig mensen vermoord had.

Misschien kon ze, door ze allemaal in één keer te pakken, bewijzen dat ze haar mannetje stond. Plus... wraak is zoet.

Met het geluid van de televisie nog steeds gedempt, draaide Kyoko het volume helemaal omhoog. Er was een deel in deze film waarvan haar nekharen overeind gingen staan. Dus spoelde ze terug naar dat deel... het deel waar alles in de kamer de hoofdpersoon begon uit te lachen met de meest krankzinnige stemmen.

Ze sloop naar de deur, opende die en zette een stap in de gang voordat ze zich omdraaide en glimlachte om het vredige tafereel. Kyoko drukte nog een keer op de mute-knop, gooide de afstandsbediening in de richting van de bank en rende keihard weg.

Het harde geluid zorgde ervoor dat iedereen opsprong en creëerde een domino-effect dat iedereen die er niet bij was geweest wekenlang zou laten lachen.

Kotaro was de eerste die reageerde. Hij zat in een van de fauteuils, en droomde over een engel met kastanjebruin haar, toen hij plotseling hard, griezelig gelach om zich heen hoorde. Hij stond op, trok zijn Beretta en schoot op de televisie. Als agent bij de plaatselijke politie was het zijn instinct dat ervoor zorgde dat hij zo snel reageerde.

Yohji, Kotaro's partner op het bureau, zat in een andere stoel. Door het lawaai sprong hij overeind, waardoor de fauteuil achteroverviel. In minder dan een seconde stond hij rechtop, gebruikte de omgevallen fauteuil als dekking en richtte zijn pistool op de restanten van de televisie.

Shinbe sprong overeind en riep iets over 'verlaat het schip, Kyoko's en perverselingen eerst.' Hij knipperde met zijn ogen, terwijl hij besefte dat hij niet meer droomde maar misschien wel in een nachtmerrie terechtgekomen was. Hij kantelde zijn hoofd en keek naar de TV.

Door Toya's precaire positie op de bank, was hij van de rand gevallen, en boven op de slapende Kamui geland, die languit op de grond lag met een laptop open voor hem. Kamui's gezicht kwam op het toetsenbord terecht en Toya's voet op het scherm, waardoor de laptop totaal vernield was.

"Wat krijgen we nou, Kotaro?" riep Toya.

"Haal je gezicht uit mijn achterste!" gilde Kamui. Hij sprong op en gooide Toya op de grond.

Shinbe wreef in zijn nek en dankte elke god die luisterde dat niemand hem had gehoord.

Yohji stond langzaam op en stak zijn wapen in de holster terwijl hij fronsend naar de smeulende televisie keek. "Je hebt weer op de televisie geschoten," mompelde hij. "Is dat niet de tweede dit jaar?" Hij staarde naar de televisie en voegde eraan toe: "Volgens mij lacht hij je uit."

Kotaro, staarde naar de kapotte televisie die nog steeds het kwaadaardige gelach liet horen, ook al was het scherm vernield. Hij keek verbaasd omlaag naar de Beretta in zijn hand voordat hij die heel langzaam in de holster deed. Hij zag een lichtflits, keek achter zich en zag Suki foto's maken met haar mobieltje.

"Drie keer raden wie dit geflikt heeft," riep Toya terwijl hij naar de deur spurtte.

"Vermoord haar niet!" schreeuwde Kamui die achter hem aanrende. "Ik mag eerst."

Kotaro verroerde zich niet, hij keek nog steeds naar de televisie. Shinbe rende achter Toya en Kamui aan met de bedoeling Kyoko te 'redden' van Toya's wraak.

"Vrees niet Kyoko, ik zal je beschermen!" riep Shinbe uit terwijl hij door de hal rende.

Yuuhi, een kleine albinojongen, haalde de oordopjes uit zijn oren. "Ik zei het je toch," fluisterde hij met een emotieloze stem die zijn eigen griezelfactor had.

Amni, die naast de kleine jongen zat op dezelfde loveseat die Shinbe zojuist had verlaten, grijnsde nadat ook hij zijn oordopjes had uitgedaan. Ze waren de helderzienden van de groep en hadden dit al een paar dagen zien aankomen. Ze hadden niet de moeite genomen iemand te waarschuwen, want... wat was daar voor leuks aan?

"De beveiligingscamera's die Kyou heeft geïnstalleerd hebben tenminste alles opgenomen," verklaarde Amni. "Instant replay is de beste uitvinding sinds gesneden brood."

"Wat heb ik gemist?" vroeg Tasuki terwijl hij rustig binnen kwam lopen, blij dat hij eindelijk vrij was van zijn werk.

"Toya is net weggegaan om Kyoko te vermoorden," zei Amni met een onheilspellende stem, alsof hij een afschuwelijk visioen zag. Hij barstte in lachen uit toen Tasuki zo snel de kamer uit rende dat hij een briesje veroorzaakte.

Kotaro trok een wenkbrauw op naar Amni, "Heeft iemand je ooit verteld dat je een slechte invloed hebt?"

Amni haalde haar schouders op, "Ik wilde niet dat hij zich buitengesloten voelde."

*****

Darious leunde tegen de stenen muur en vormde zich een beeld van de stad. De geluiden en geuren van zoveel mensen werden vervormd door demonische echo's die niemand anders opmerkte. Hij kon zelfs schaduwen voelen die niet in het daglicht thuishoorden, maar hij bleef kalm om zijn krachten nog even verborgen te houden.

Hij had lang geleden geleerd dat zijn stemmingen invloed hadden op het weer en tot nu toe was de lucht vandaag helder en de temperatuur perfect. Het was middag en hij had meer zin in zonlicht dan in eenzaamheid. Zo te zien kreeg hij beide.

Darious grijnsde terwijl hij naar de mensen keek. Ze liepen zo dicht bij de straatkant van het brede trottoir dat één misstap genoeg was om ze in het drukke verkeer terecht te laten komen.

Hij was eraan gewend dat mensen met een boog om hem heen liepen en het kon hem niet meer schelen... niet dat het hem ooit iets had kunnen schelen. Hij had ze allemaal een plezier kunnen doen door onzichtbaar te blijven, maar het feit dat hij voortdurend een soort geest was, werkte op zijn zenuwen. De enige reden dat hij zich nu midden in zo'n dichtbevolkt gebied bevond, was de geur van de vele demonen die hij naar dit gebied was gevolgd. Hij probeerde er nog steeds achter te komen waarom deze plek het centrum van demonische belangstelling was geworden. Het was er zo druk, lawaaierig en smerig dat hij bijna begreep waarom de demonen deze plek hadden uitgekozen, maar dat betekende niet dat hij het leuk moest vinden. Hij vermeed drukbevolkte gebieden zoveel mogelijk omdat hij lang geleden had geleerd dat dit soort plaatsen de slechtste mensen voortbrachten. Sommigen van hen waren bijna net zo slecht als de demonen die hij volgde.

In de loop van duizenden jaren had hij er zoveel gedood... maar de sterkste en de snelste demonen hadden zich verspreid en verstopt toen hij bezig was om de zwakkere te doden. Al die koude sporen leken hier samen te komen... in deze stad.

Zijn gedachten werden donkerder, omdat hij wist dat de grootste demonen nu samenzwoeren en ten onrechte dachten dat hun leger, vermengd met zoveel mensen, hem kon verslaan. Het zou niet helpen als ze zich tussen de mensen zouden verstoppen. Hun aura's waren als bakens voor hem, ze leken meer op vervormde schaduwen dan op echte levende wezens.

Darious’ ogen werden donkerder bij die gedachte. Als hij deze stad en alle mensen erin moest vernietigen, dan moest dat maar. Hij was de stervelingen niets verschuldigd. Trouwens, ze wisten van de demonen en kozen ervoor om het te negeren. Alle horrorfilms waren het bewijs, ook al noemden ze het fictie. Ze waren domweg vergeten dat elke menselijke legende gebaseerd was op feiten.

Vanavond was demonenavond... de mensen noemden het Halloween. Dit was de enige nacht waarop de mensen negeerden wat vlak voor hun neus stond. Hij veronderstelde dat dat een van de redenen was waarom de mensen zich eens per jaar als monsters verkleedden... zodat ze niet herkend zouden worden door de echte monsters. Hoe onwetend was het menselijk ras geworden.

Met zijn scherpe blik keek Darious over de drukke weg in de ramen van de hoge gebouwen en zag zijn eigen spiegelbeeld. Zijn ogen vernauwden zich, terwijl hij zich afvroeg wat alle anderen zagen als ze naar hem keken, wat hen ertoe bracht hun kinderen naar de overkant van de straat te slepen.

Zagen ze hun eigen gebrek aan kennis? Of was het angst, of was hij misschien een uitdaging voor hun bekende onwetendheid. Ze wilden onwetend blijven van de ware gevaren van de wereld. Hij was hier om hen te redden en toch behandelden ze hem alsof hij een demon was. Alleen de onschuldigen vingen ooit zijn blik... kinderen, als hun ouders ze wegtrokken.

*****

Kyoko stond in de voorkamer, blij dat Suki de enige was die daar ook was. Ze lachte zenuwachtig in zichzelf terwijl ze haar eerste kop koffie maakte. Ze wist dat de jongens haar zouden terugpakken voor haar kunstje van gisteravond. Ze slikte terwijl ze eraan terugdacht; dat de hele vloer dreunde vanwege het lawaai, en dat ze door de gang rende in een poging haar kamer te bereiken voordat ze haar inhaalden.

Ze had Toya achter haar aan horen rennen, terwijl hij haar alle obsceniteiten uit het boek toeschreeuwde. Ze wisten allebei dat als hij haar had ingehaald, hij haar geen pijn zou hebben gedaan.

 

In haar vlucht naar haar schuilplaats, ging ze de hoek om en zag Kyou in zijn deuropening staan. Hij droeg een zwarte zijden pyjamabroek die gevaarlijk laag op zijn heupen hing. Zijn lange zilverkleurige haar zat perfect, zelfs midden in de nacht. Het waren zijn ogen die er bijna voor hadden gezorgd dat ze zich had omgedraaid en de andere kant op was gevlucht. Ze waren als gesmolten goud, smeulend, en recht op haar gericht toen ze langs hem liep en haar kamer binnenging.

Kyoko draaide zich om in de deuropening en slaakte een gil toen ze Toya door de gang op haar af zag stormen. Ze had durven zweren dat net toen ze de deur dichtsloeg, ze Kyou zijn voet een paar centimeter zag uitsteken, waardoor Toya struikelde en op plat op zijn gezicht viel.

Ze kon er nu om lachen.

Ze vertrouwde Kyou haar leven toe en hij leek te zorgen voor iedereen die in het gebouw woonde en werkte. Ze wist nauwelijks iets van hem, maar tegelijkertijd had ze het gevoel dat ze hem zo intiem kende dat ze er vaak van moest blozen.

De enige feiten die ze had, was dat hij meer geld leek te hebben dan god en dat hij ervoor zorgde dat iedereen meer had dan ze nodig hadden. Hij wist ook precies op welke paranormale zaken hij hen moest afsturen en welke wapens ze nodig hadden. Hij was de oudste broer van een aantal van de mensen die hier werkten... hoewel ze er nooit achter was gekomen hoe oud ze precies waren.

Toya was de op één na oudste, met donkerbruin haar dat zilveren strepen had in dezelfde kleur als dat van Kyou. Net als alle broers, had hij een lichaam waarmee hij zo in een ondergoedreclame zou kunnen meedoen. Je weet wel... het lichaam waarvoor een meisje stopt met alles wat ze doet om nog een keer te kijken.

Bij bijna elke opdracht die ze kreeg, was Toya haar partner en daardoor was ze veel om hem gaan geven. Hoe kon ze ook anders, hij had haar te vaak gered van de monsters waarvan normale mensen niet eens wisten dat ze bestonden. In veel opzichten kwam Toya het dichtst bij een held.

De volgende broer was Shinbe, met lang nachtblauw haar en amethistkleurige ogen. Hij leek het mysterie van de groep te zijn, hij gedroeg zich altijd als een perverseling en met zijn gevoel voor humor liet hij haar vaak over de grond rollen van het lachen. Maar op sommige momenten was hij bloedserieus. Op zulke momenten nam niemand in de groep hem voor lief.

De vierde broer, Kotaro, was rechercheur bij de politie en belast met de zaken die voor de plaatselijke politie onbegrijpelijk waren. Hij had lang donkerbruin haar en adembenemende ijsblauwe ogen. Terwijl de rest van de politie rondliep op zoek naar een menselijke verdachte, was het Kotaro's kleine groep die de zaak onder de aandacht van het paranormale agentschap bracht en hielp de demonen op te sporen. Verrassend genoeg stelden de plaatselijke ambtenaren, als de zaak eenmaal was opgelost, er nooit al te veel vragen over. Het was bijna alsof ze het niet wilden weten.

Tasuki en Yohji waren twee jongens die onder Kotaro werkten op het bureau. Kyou had hen uitgenodigd om hier te komen wonen, omdat ze vaker hier aan het werk waren dan op het politiebureau. Ze hadden ook de secretaresse van het politiebureau overgehaald om bij hen te komen werken. Haar naam was Suki, en Kyoko beschouwde haar als haar beste vriendin.

Kotaro overtuigde Kyou ook om twee helderziende broers uit te nodigen... Amni en Yuuhi, die een enorme aanwinst bleken.

De jongste van de broers, hoewel ze niet helemaal zeker was van de leeftijd omdat ze allemaal tussen de leeftijd van negentien en zevenentwintig leken te zijn, was Kamui. Zijn haar had allerlei kleuren met de meest verbazingwekkende amethistkleurige highlights. Ze wist zeker dat zijn ogen sneller van kleur veranderden dan een tiener van kleren... en dat wil wat zeggen.

Hij was het computerwonder van de groep, en kon in elke databank ter wereld inbreken om hun de info te geven die ze nodig hadden. Hij had al een paar keer bij hoge regeringsinstanties ingebroken, alleen om ze voor de gek te houden.

Ze draaide zich om met haar kop koffie zodat ze zich kon concentreren op waar Suki de laatste paar minuten over had gekletst; Kyoko verbrandde haar mond bijna toen ze naar Kyou keek.

Hij leunde weer tegen de deurpost, keek naar haar vanuit de deuropening van zijn kantoor met dezelfde blik die hij de avond ervoor had gehad. Toen ze in zijn ogen keek, voelde ze een rauwe, sensuele rilling door haar hele lichaam gaan.

Kyoko was vastbesloten om ooit uit te vinden hoe hij dat precies deed. Ze had vrouwen zien struikelen over hun eigen voeten wanneer Kyou bij zeldzame gelegenheid het heiligdom van het kantoor verliet en door de stad liep.

"Ik neem aan dat je goed geslapen hebt?" vroeg Kyou stoïcijns, hoewel Kyoko een vleugje amusement in zijn ogen bespeurde. "Ja, eigenlijk wel," verklaarde ze met een glimlach.

"Hmm, ik zou het nogal lastig vinden om in slaap te komen, met vier mannen die de hele nacht voor je kamer staan te ruziën over wie wel en wie niet je deur mag intrappen."

Kyoko draaide snel haar hoofd weg om haar blos te verbergen en staarde uit het grote raam dat uitkeek over de drukke straat. Soms kon het leven in dit gebouw echt hard zijn voor een meisjeshart... om nog maar te zwijgen over haar hormonen.

Ze voelde een rilling over haar rug gaan. Ze wist dat ze niet kon weglopen, dus probeerde ze haar gedachten de vrije loop te laten. Ze keek naar de overkant van de straat, naar de rij gebouwen tegenover dit gebouw... ze wenste dat ze in een van die gebouwen zat... tenminste tot de puberale spanning van gisteravond was overgewaaid.

Ze tuitte haar lippen toen ze aan de overkant van de straat een man zag staan. Het leek alsof hij haar recht aankeek, wat niet mogelijk was door het getinte glas... je kon naar buiten kijken maar niet naar binnen. Kyoko stapte dichter naar het raam en legde een hand tegen het getinte glas net naast haar zicht op hem.

De man straalde stilte en rust uit, terwijl alles om hem heen in een gehaast tempo bewoog. Hij straalde een kalme sereniteit uit die zowel verleidelijk als beangstigend was. Ergens diep in haar gedachten wist ze dat dat een leugen was... hij was degene die bewoog en al het andere stond stil in zijn aanwezigheid.

Hij droeg een donkere zonnebril, met een lange zwarte trenchcoat die zo openhing dat ze zijn strakke hemd eronder kon zien. Hij had het lichaam van een Griekse God en een volmaakt gezicht, ook al overschaduwde zijn lange donkere haar het grootste deel ervan. Iets aan hem schreeuwde gevaar en seks tegelijk uit. Hij zag eruit alsof hij ergens in de donkere eeuwen thuishoorde, bij draken en tovenaars.

Een visioen van hem, geknield, naakt en bloederig, met kettingen om zijn polsen, enkels en nek... in een lang vergeten ondergrondse spelonk, kwam in haar gedachten naar voren, en ze wilde het uitschreeuwen van angst. Kyoko voelde hoe ze door rivieren van bloed naar hem toe kroop... ze wilde hem redden. Ze voelde het letterlijk tegen haar huid en voelde haar kleding zwaar worden.

Terwijl de gevoelens en het beeld vervaagden, leunde Kyoko dichter tegen het glas en had het gevoel dat ze eigenlijk probeerde dichter bij hem te komen.

Darious voelde iets zijn ruimte binnendringen en vernauwde zijn blik langs zijn eigen weerspiegeling in het spiegelglas, tot hij het meisje zag dat naar hem keek. Gewoonlijk keken mensen weg zodra ze hem opmerkten, tenzij het onschuldige... kinderen waren. Hij had het nooit begrepen, maar kinderen waren nooit bang voor hem. Zijn donkere ogen streelden het meisje nieuwsgierig, en hij wist dat ze geen kind was.

Ze had lang, mooi, kastanjebruin haar dat noch steil, noch krullend was, maar een eigen leven leidde. Toen hij zijn blik verscherpte, zag hij glinsterende, smaragdgroene ogen, omgeven door verleidelijk donkere wimpers. Hij was in de war door de morbide fascinatie waarmee ze hem bekeek.

Hij gromde toen de zon plotseling achter donkere wolken verdween. Mensen hadden hem nooit geïnteresseerd... alleen demonen, en dan alleen lang genoeg voor hem om ze op te sporen en te doden. Op het moment dat ze zich van het raam wegdraaide, gebruikte Darious zijn kracht en maakte zichzelf onzichtbaar.

"Kyoko, heb je iets gehoord van wat ik gezegd heb?" Vroeg Suki, die in de gaten had dat ze de laatste paar minuten tegen zichzelf had gepraat.

Kyoko deinsde achteruit, draaide zich om en keek naar haar beste vriendin achter het bureau. "Oh... Umm... Huh?" Ze knipperde, "Wat is er?" Toen ze rechts van haar een schaduw zag, wierp ze een blik op Kyou’s kantoordeur. Ze ontspande toen ze zag dat hij weer verdwenen was.