Za darmo

Onder de Mooren

Tekst
0
Recenzje
iOSAndroidWindows Phone
Gdzie wysłać link do aplikacji?
Nie zamykaj tego okna, dopóki nie wprowadzisz kodu na urządzeniu mobilnym
Ponów próbęLink został wysłany

Na prośbę właściciela praw autorskich ta książka nie jest dostępna do pobrania jako plik.

Można ją jednak przeczytać w naszych aplikacjach mobilnych (nawet bez połączenia z internetem) oraz online w witrynie LitRes.

Oznacz jako przeczytane
Czcionka:Mniejsze АаWiększe Aa

BESLUIT

Na Arizila verlaten te hebben, bereikte ons gezelschap den volgenden dag Ain-Daliah (de wijnbron), dezelfde plaats waar men op de heenreis had gekampeerd, en twee dagen later reed men omstuwd door eene groote menigte, door de poort van den Sóc-di-Barra, Tanger binnen.

Het was duidelijk op de gelaatstrekken der toegestroomde menigte te zien, dat zij er geen oogenblik aan getwijfeld had of ons gezelschap, dat zij hadden zien vertrekken en welks doel men kende, zou Tanger nooit hebben weergezien, en veler gelaatstrekken drukten spijt en toorn uit over hunne behouden zegenvierende terugkomst. Eén ding was echter zeker, dat zij nu vrij wat meer eerbied en ontzag schenen te hebben voor dien kleinen troep Nazareners, die dat stoute waagstuk zoo glorierijk had volbracht.

Sinds men Larasch had verlaten, was de toestand van Dries aanmerkelijk beter geworden, en het rustige leven te Tanger bracht hem weer binnen enkele dagen geheel op de been. Vóór men vertrok, hadden de kapitein en de luitenant, aan den vurigen wensch van Selam gevolg gevende, hem, dank zij den invloed van den kapitein, eene vaste betrekking bezorgd als koerier aan het Fransche Consulaat, zoodat de wakkere knaap niet meer bevreesd behoefde te zijn voor zijne toekomst en thans eene zeer goede positie onder zijne landslieden bekleedde. Ook vernam men hier nog door een bode, die een brief bracht van Sid-Abd-Allah, dat deze, dank zij zijne stoutheid van zelf den Sultan te gaan spreken, de verlangde aanstelling had verkregen en thans in vrede heerschte als landvoogd over zijn volk, zich bezig houdende met handel en nijverheid onder hen te bevorderen. Hij zond zijne beste groeten aan zijne vrienden en bad Allah voor hunne behouden tehuiskomst.

En veertien dagen na de terugkomst in Tanger vertrokken luitenant Frank met Dries, de kapitein met zijne aanstaande vrouw en Mohammed met het stoomschip naar Marseille, tot aan het strand uitgeleid door den trouwen Selam en door Aroesi, en zoolang men elkaar nog kon onderscheiden zag men de twee brave, dappere en trouwe Mooren op Afrika's strand staan, de boot naoogende, die hunne vrienden wegvoerde naar het beschaafd Europa, de vrienden met wie zij lief en leed, vreugde en gevaar hadden gedeeld in het waarlijk barbaarsche Barbarije.

Te Marseille scheidden ook de kapitein en de luitenant van elkaar, daar de eerste van daar zou vertrekken naar Algiers en de laatste weder met Dries naar Nederland zou terugkeeren.

Voor het laatst voeren wij den lezer nog even bij onze vrienden binnen. 't Is een koude winterdag, dat we de woning van Frank te 's-Gravenhage binnentreden, en het gesprek afluisteren, dat tusschen Frank en Dries wordt gevoerd. Het onderwerp daarvan was voorzeker gewichtig, namelijk een brief van kapitein Daumas uit Algiers. De luitenant las aan Dries er het volgende uit voor:

Sedert eene maand ben ik gehuwd en geniet al de zaligheden van het huwelijk. Na Rebecca een jaar ongeveer te Marseille te hebben gelaten om haar opvoeding te voltooien, zijn wij thans gehuwd en elken dag zegen ik u, die de oorzaak is van mijne reis naar Fez en dus de eigenlijke aanleiding, dat ik Rebecca heb ontmoet. Maar niet alleen ik, ook mijn lief vrouwtje verzoekt mij u te doen weten, dat zij u dankt eenmaal het idee te hebben gehad, om de barbaarsche hoofdstad van Marokko, de stad der verschrikking, te bezoeken. Als ik mij die reis voor den geest haal, dan kan ik nu nog niet begrijpen, hoe wij het er heelhuids hebben afgebracht, want hoe luchtig wij er somtijds over dachten, zaten we toch somwijlen verduiveld in den brand en meer dan eens heb ik tot mijzelven gezegd: George, George, hier kom je niet levend van daan!

Maar enfin, 't is voorbij met al zijn leed, en bij nader inzien hebben wij toch nog al pret gehad ook. Weet ge nog, amice! hoe wij ons als schooljongens vermaakten met die insecten, die ons formeel aanvielen, en de heiligen, denkt Dries er nog wel eens aan? En dan onze romantische ontmoeting met den roover, onzen stouten vriend Sid-Abd-Allah en nog zooveel meer, dat mij tebinnenschiet als ik rustig in mijne studeerkamer zit en mijne aanteekeningen doorblader.

Maar wacht eens even, ik zeide daar, rustig te zitten; helaas! mijn vriend, dat was een leugen! Want nauwlijks zit ik eenige oogenblikken stil, of die twee kleine guiten van mij sluipen onhoorbaar binnen, totdat ik op eens hunne tegenwoordigheid gewaar word door een verwoed gevecht onder mijne schrijftafel. En als ik dan driftig opspring om de kleine rustverstoorders een tik om de ooren te geven en de kamer uit te jagen, dan voel ik opeens een paar armen om mijn hals en staat dat kleine barbaarsche Marokkaansche vrouwtje achter mij en houdt mij waarachtig tegen.

Parbleu! noemt ge dat niet erg, eene maand getrouwd en reeds geen baas meer te zijn in mijn eigen huis? Zoo spant me dat vrouwtje samen met de kleine bengels, en dan blijven ze in de kamer; zij zet zich bij mij neder en van dat oogenblik af aan hoor ik geen kik meer. Nu, wat moet je doen om rustig te kunnen werken.

Bij al mijn geluk heb ik echter nog slechts één wensch, namelijk deze, dat ge ook eens mocht overkomen om Algiers te zien. Ik hoop, dat ge daartoe spoedig lust zult gevoelen; het zou een mijner grootste genoegens uitmaken u en onzen vriend Dries nog eens bij ons te zien.

Niet alleen van mijne kleine barbaarsche, maar zelfs van mijne beide jongens moet ik u groeten, en ge zult wel zoo goed willen zijn mijn vriend Dries voor Rebecca en mij de hand te drukken. Ik zeg niet vaarwel, maar tot weerziens, want ik reken er vast op, dat ge te eeniger tijd bij ons komt.

Uw toegenegen
GEORGE DAUMAS.

Toen de luitenant dit had voorgelezen, keek hij Dries aan.

– Wel, zeide hij, wat zegt ge er van?

– Wel, antwoordde Dries, ik ben zoo verheugd over het geluk van den kapitein, dat ik het niet weet uit te drukken.

– Ik ook, zeide Frank, maar wat zegt ge van zijne uitnoodiging om naar Algiers te komen?

– O, wat dat betreft, antwoordde Dries, zou ik, als u lust had er heen te gaan, geen enkele reden weten om het niet te doen. Duivels, we zijn wel in de beruchtste gewesten van Marokko geweest, en hebben Fez bezocht, wat niet iedereen kan zeggen, die Marokko heeft bereisd.

– Dat is zoo, antwoordde de luitenant, en nu wij eenmaal met reizen zijn begonnen, is de lust in mij opgewekt, het niet bij die eene reis te laten; als een begin was deze tamelijk gevaarlijk en vrij ongemakkelijk.

– Ja, zeide Dries, ik geloof, dat Algiers niet half zooveel bezwaren zal op leveren als Marokko.

– Neen, dat zeker niet, antwoordde Frank. En ik zeg nog niet «neen» op het verzoek van den kapitein. Wie weet, wat we den volgenden zomer zullen doen. Maar als we naar Algiers gaan, Dries! reken er op, dat we dan ook de woestijn zullen bezoeken.

EINDE