Za darmo

De economische toestand der vrouw

Tekst
0
Recenzje
iOSAndroidWindows Phone
Gdzie wysłać link do aplikacji?
Nie zamykaj tego okna, dopóki nie wprowadzisz kodu na urządzeniu mobilnym
Ponów próbęLink został wysłany

Na prośbę właściciela praw autorskich ta książka nie jest dostępna do pobrania jako plik.

Można ją jednak przeczytać w naszych aplikacjach mobilnych (nawet bez połączenia z internetem) oraz online w witrynie LitRes.

Oznacz jako przeczytane
Czcionka:Mniejsze АаWiększe Aa

Menschelijke liefde, nu zij een steeds hoogeren vorm aanneemt, verlangt hoe langer hoe meer naar zulk een kameraadschappelijkheid. Maar de economische staat van het huwelijk verstoort wreedaardig den jongen liefdesdroom. Uit een economisch oogpunt, afgescheiden van al het zoete en oprechte van de geslachts-verhouding, wordt de vrouw in het huwelijk de dienstbode, of op zijn hoogst de huishoudster van den man. Wij kunnen gerust zeggen dat over de geheele wereld de vrouwen in de lichamelijke behoeften van het menschelijk dier voorzien. Gehuwde verliefden werken niet te zamen. Zij kunnen, als zij tijd hebben, te zamen rusten; zij kunnen misschien te zamen spelen; maar zij maken niet te zamen de bedden op, of vegen of koken te zamen; en zij gaan ook niet te zamen naar de werkplaats. Zij staan economisch op een geheel verschillend maatschappelijk terrein, en dit vormt een slagboom voor elke hooger, oprechter vereeniging dan wij rondom ons zien. Een huwelijk kan alleen dan volmaakt zijn, indien het gesloten is tusschen menschen van gelijke klasse. En er bestaat geen klasse-gelijkheid tusschen hen die deelnemen aan het werk der wereld, volgens de nieuwste, breedste, hoogste methode en hen die hun werk verrichten op de oudste, bekrompenste, laagste wijze.

Indien wij gulweg toegeven dat het de taak der vrouwen is het huiselijk leven overal gezond, waar en zonnig te maken, dan kan men ons toch niet tegenspreken dat de economisch afhankelijke vrouw dit niet doet en het ook nooit zal kunnen. Dit kan en zal alleen een economisch onafhankelijke vrouw doen. Evenmin als het gezin identiek is met het huwelijk, evenmin is het huiselijk leven in een of ander opzicht identiek met een dier beiden.

Een tehuis is een bestendige woonplaats, hetzij het dienst doet voor één, twee, veertig of duizend, voor een paar, een troep of een zwerm. De bijenkorf is het tehuis voor de bijen, even letterlijk en absoluut als het nest het is voor een vogelpaar in hun paartijd. Het tehuis en de liefde er voor kunnen zich inkrimpen tot de ééne kamer van een ongehuwde, of zich uitbreiden tot de oppervlakte van het vasteland, wanneer de terugkeerende reiziger land ziet en “thuis” roept. Er bestaat geen zoeter woord, er is geen dierbaarder plek, wij kennen geen gevoel dat meer tot ons hart spreekt, dan dit.

Waarop berust, bij nauwkeurige ontleding, ons gevoel in dezen? Wat vormt den grondslag? Veel lager dan de menschheid, bij de vossen in hun holen en de vogels in hun nesten, begint reeds het diepe gevoel voor het tehuis. Het moederlijk instinkt zoekt een plaats waar het onbeschermd jong beschut wordt, wanneer de moeder afwezig is om voedsel te zoeken. De eerste scherpe indrukken uit de jeugd staan in verband met de beschuttende muren van een tehuis, moge dit de schommelende wieg in de takken der boomen, de zachte, donkere holte in den boomstronk of de kelder met zijn verborgen leger zijn. Een plaats waar men veilig is; een plaats waar men warm en droog is; een plaats waar men rustig slaapt en in vrede eet; een plaats wier enge, bekende grenzen de zenuwen rust geven van den voortdurenden toevoer van indrukken der buitenwereld; dezelfde plaats steeds en overal, waar elk moedeloos gevoel gesust en genezen wordt, in ’t kort, elke plaats waar men gevoelt “dat men thuis is”. Dit alles dateert uit onze eerste bewustwording. Dit alles bestaat reeds millioenen en millioenen jaren. Geen wonder dus dat wij het liefhebben.

Langzamerhand komen er dan nog de indrukken van teedere verhoudingen bij, de familiebanden uit den vroegsten tijd. Daarbij voegde zich, wel primitief doch wij zijn er nog niet geheel aan ontgroeid, het tastbaar-godsdienstig gevoel der vroegere ouder-vereering, – heiligheid bij veiligheid, – waardoor het gevoel voor tehuis zeer versterkt werd. Het was de plaats waar men bad, waar het heilig vuur brandde en waar plengoffers gestort werden voor gestorven voorvaderen. Voortgaande, kwam dan het langzaam uitgestorven tijdperk van vader-regeering hierbij een nieuw gevoel voegen, het gevoel van eer voor de plaats van comfort en van gebed. Het werd toen tevens de zetel der regeering, – het paleis en de troon. Op deze sterke fundeering hebben wij een torenhoog gebouw van gebruiken, gewoonten en wetten gebouwd, waar alle diepe, innige, teedere aandoeningen van het menschelijk individu huizen. Geen wonder dat wij doof en blind zijn voor elke voorgestelde verbetering van ons goddelijk lustslot.

Maar laat ons verder zien. Zonder een woord van het bovenstaande tegen te spreken, is het toch ook waar dat de hoogste aandoeningen der menschen opkomen en doorleefd worden buiten de woning en afgescheiden daarvan. Zoolang de godsdienst tehuis werd beoefend nam hij in dogma en ceremonie, in geest en uitdrukking een laag en benepen standpunt in. Hij kon zich niet verheffen, vóór dat hij nieuwe bezieling en nieuwe uiting vond in het menschelijk leven buiten de woning, vóórdat een plek gevonden werd, waar men gemeenschappelijk kon bidden en ceremoniën en moraal een menschelijken grondslag in plaats van den familie-grondslag aannamen. Voor wetenschap, kunst, regeering, opvoeding, onderwijs, industrie, is het huis de wieg, maar het zou ook hun graf worden, indien zij er in bleven. Alleen door te leven, denken, voelen en werken buitenshuis, worden wij menschelijk ontwikkeld, beschaafd, gesocialiseerd.

De flinke ontwikkeling van ons modern huiselijk leven is alleen mogelijk geworden, doordat het begeleid en voorafgegaan werd door modern maatschappelijk leven. Indien het omgekeerde waar was, wat gewoonlijk verondersteld wordt, dan zouden alle natiën, die in woningen leven, aanhoudend in beschaving moeten vooruitgaan. Doch dat doen zij niet. Integendeel, natiën waarbij het gezin en het familieleven nog het meest van kracht zijn, zooals in China, leveren een droevig voorbeeld van het resultaat van huiselijke deugden zonder maatschappelijke. Een waardig huiselijk leven is het product van een waardig maatschappelijk leven. De deugden waaraan de maatschappij behoefte heeft worden niet tehuis gekweekt. Maar de deugden noodig in gezinnen zooals die tegenwoordig gewenscht worden, worden wel in de maatschappij ontwikkeld. De leden van de vrijste, beschaafdste en meest geïndividualiseerde natiën vormen de beste leden van het gezin. De leden van de meest op zich zelf levende en hoogst vereerde gezinnen vormen niet noodzakelijk de meest gewenschte leden der maatschappij.

De strekking van sociale evolutie, zooals trouwens van elke evolutie, is om de “onbestemde, onzamenhangende homogeniteit te brengen tot bepaalde, samenhangende heterogeniteit”, en het gezin met zijn koppig handhaven van een voortdurende homogeniteit staat daarom den maatschappelijken vooruitgang zeer in den weg. De menschelijke wezens moeten het huiselijk leven niet minder lief hebben, maar zij moeten het uitbreiden door een nieuwe en krachtige uiting.

Bovenal echter hebben wij behoefte aan een volledige ontwarring der denkbeelden omtrent de afwisselende en dikwijls lijnrecht tegenovergestelde belangen en werkzaamheden, die zoolang verondersteld zijn deel uit te maken van huis en gezin. De verandering van de economische positie der vrouw, van afhankelijkheid tot onafhankelijkheid, brengt tot ons groot voordeel ook een andere regeling der huiselijke belangen en werkzaamheden mede.

XI

Als een natuurlijk gevolg van onze arbeidsverdeeling naar het geslacht, de vrouw het huis en den man de wereld als arbeidsveld gevende, is het dwaze begrip gekweekt dat de huiselijke plichten als essentieel vrouwelijk en ieder ander soort van arbeid als essentieel mannelijk werk moet aangemerkt worden. Wij hebben stilzwijgend aangenomen dat de bereiding en toediening van voedsel en het verwijderen van stof en vuil, – de voedende en uitscheidende processen van het gezin, – vrouwelijke functiën zijn; doch tevens namen wij aan dat deze processen in de woning moeten geschieden, dat daarin eigenlijk de uiterlijke expressie van het gezin gelegen is. Het menschelijk wezen moet tehuis gevoed, gereinigd, verwarmd, en in ’t algemeen verzorgd worden, wanneer het niet elders werkzaam is.

De voeding van den mensch is een ingewikkelde zaak. De weg van hand tot tand is lang, zegt een oud spreekwoord. Het voedsel wordt door het menschenras collectief voortgebracht, niet door individuen voor hun eigen gebruik, maar door onderling met elkaar in betrekking staande groepen van individuen, over de geheele wereld, voor het verbruik van allen. Dit gemeenschappelijk geproduceerd voedsel circuleert door de wereld, door middel van nauwkeurig werkende inrichtingen van transport, aflevering en bereiding, vóór dat het de monden der verbruikers bereikt, en alleen de eindprocessen, keuze en bereiding zijn in handen der vrouwen. De vrouw is de laatste kooper; in haar handen rust ook de laatste handeling der menschelijke voeding, het koken; dit is een soort van buiten het lichaam plaats vindende digestie, die voor de menschen bleek voordeelig te zijn. Deze laatste afdeeling der menschelijke voeding heeft men tot een geslachts-functie gemaakt en wordt verondersteld bij de vrouwen-natuur te passen.

Indien het voor het menschelijk ras voordeelig is dat het voedsel door een bepaalde sekse wordt gereed gemaakt, dan moet dit voordeel uit eene betere gezondheid en reinere gewoonten der menschen blijken. Dit voordeel bestaat evenwel niet. Ondanks onze macht en ervaring bij de voortbrenging en bereiding van voedsel, blijven wij, wat het eten betreft, “het ziekste beest der wereld.” Ons machteloos geschreeuw tegen de vervalsching der voedingsmiddelen bewijst dat een deel van dit euvel in de ten verkoop aangeboden voedingsproducten ligt; de aandoenlijk groote oplagen der talrijke kookboeken bewijzen dat een ander deel van dit kwaad in de bereiding dezer producten ligt; en de nuttelooze vermaningen van doctoren en wijze moeders bewijzen dat ook een deel aan onzen ziekelijken smaak en eetlust moet worden toegeschreven. Oogenschijnlijk zou men meenen dat de menschen, na de eeuwenlange ondervinding, nog niet geleerd hebben hoe goed voedsel bereid, hoe het gekookt en hoe het gegeten moet worden, – wat helaas maar al te waar is!

 

De groote functie der menschelijke voeding werd met de geslachtsverhouding verward en als een geslachts-functie beschouwd; zij werd in de hulpelooze handen dier lieve doch onvolmaakte bemiddelaars, de economisch afhankelijke vrouwen gesteld; en het valt niet moeilijk aan te toonen dat zulke bemiddelaars werkelijk voor die taak onbekwaam zijn. In haar positie van huishoudster in eigen gezin is de vrouw de laatste kooper van het voedsel; en hier vinden wij de oorzaak wan de ongelooflijk groote vervalsching der voedingsmiddelen.

Elk soort van bedrog en misleiding in den dienst der menschheid moet toegeschreven worden aan de zucht om te ontvangen zonder te geven, welke zucht, zooals in vorige hoofdstukken werd aangetoond, grootendeels een gevolg is van de opleiding der vrouwen tot onproductieve verbruikers. Maar de bijzondere vorm van bedrog en misleiding door den een of anderen verkooper in praktijk gebracht, wordt door het verstand en de macht van den kooper beheerscht. Het is zeer gemakkelijk, voordeel te trekken uit verdunning en vervalsching der voedingsmiddelen, omdat de laatste kooper over bijna geen macht en zeer weinig verstand beschikt. De huisvrouw koopt bij korte tusschenpoozen en bij kleine hoeveelheden. Men weet zeer goed dat dit financieel nadeelig is, maar dat ook de kwaliteit der koopwaren daaronder lijdt, is niet zoo algemeen bekend. Alleen wanneer de vrouw aan het hoofd van een rijke huishouding staat en in groote hoeveelheden moet inkoopen voor gezin, bedienden, gasten, krijgt haar handel genoegzame waarde om op de kwaliteit van de waar invloed uit te oefenen. Een winkelier met honderd arme vrouwen tot klant, levert een veel mindere kwaliteit dan hij, die eenzelfde hoeveelheid aan één persoon verkoopt. Van daar dat het gezin bij den inkoop van voedsel wezenlijk in een voortdurend ongunstige positie verkeert; en daarenboven de voornaamste oorzaak is van het lage gehalte der voedingsmiddelen, waartegen wij met lastige wettelijke bepalingen moeten strijden.

De meeste huishoudsters zijn onnoozel genoeg hunne onbekendheid met deze zaken te bewijzen, door te ontkennen dat de voedingsmiddelen van zoo’n laag gehalte zijn. Laten zulke vrouwen eens de verordeningen en instellingen van de stad hunner inwoning – en van elke beschaafde stad – onderzoeken en nagaan hoe het brood, de melk, het vleesch, het fruit enz. onder aanhoudend wettelijk toezicht staan, met het doel, den onwetenden, hulpeloozen kooper voor bedrog te beschermen. Indien de huishoudster van het gezin zooveel technisch verstand bezat dat zij de gekochte voedingsmiddelen kon keuren, indien zij zich geoefend had de melk te onderzoeken, de vreemde bestanddeelen in koffie en specerijen te ontdekken, de hoedanigheid van vleesch te bepalen, de soort en rijpheid der vruchten en groenten vast te stellen, dan zou zij ten minste in staat zijn tegen haar leverancier te protesteeren en voor zoover tijd, afstand en beurs het toelaten, een beteren op te zoeken. Dit technisch verstand verkrijgt men echter alleen door bepaalde studie en ondervinding; doch voor dengeen die alleen voor zich zelf koopt, zou deze kennis slechts moeilijkheid en ellende medebrengen, omdat hij de macht mist de eischen te stellen, die het verstand alsdan aangeeft.

Zooals de toestand nu is bezit de vrouw bij het koopen der voedingsmiddelen alleen haar onwetenschappelijke ondervinding, opgedaan door oefening op haar hulpeloos gezin en nog wel gedurende den tijd dat het opgroeiend kroost zoozeer behoefte heeft aan eene verstandige verzorging, die de moeder slechts in staat is in later jaren te verschaffen. Deze ondervinding met hare treurige begrenzing en praktische belemmering door den persoonlijken smaak en de financieele omstandigheden van het gezin, gaat telkens verloren waar zij gevonden werd. Ieder moeder verkrijgt langzamerhand een beetje kennis van haar bezigheden door ze uit te oefenen, ten koste dikwijls van het leven en de gezondheid van het gezin en door op te merken welke gevolgen ze op de overlevenden hebben. En elke dochter begint op nieuw even onwetend als haar moeder was. Men schijnt deze kunst niet aan anderen te kunnen mededeelen. Het is geen geregelde opleiding, zooals elk belangrijk werk vereischt, maar een langzaam opzuigen van ondervinding, waarmede op het beschermen van de gezondheid der maatschappij geen invloed kan worden uitgeoefend. Als de laatst handelende tusschenpersoon bij de voeding der menschheid voldoet de huisvrouw niet; dit is geen gevolg van gebrek aan goeden wil, maar van haar positie als individueele kooper. Alleen door organisatie kunnen zulke gebreken, als de in het groot voorkomende vervalsching der voedingsmiddelen, verholpen worden en de vrouw, als dienstbode, behoort tot den laagsten graad van ongeorganiseerden arbeid.

Wanneer wij thans den inkoop van voedingsmiddelen laten rusten en de bereiding van het voedsel nagaan, dan mogen wij natuurlijk verwachten dat de bestemming van een geheele sekse, voor het vervullen van deze functie, zeer merkwaardige resultaten oplevert. Die resultaten zijn merkwaardig, doch niet gunstig zoo als verwacht mocht worden. De kunst en wetenschap van het koken vereischt een grondige kennis van de voedingswaarde der voedingsmiddelen en van de physiologische en hygiënische wetten. Als een wetenschap grenst het aan de preventieve geneeskunde. Als een kunst is het in staat tot nobele expressie, binnen zijn natuurlijke perken. Het standpunt dat het tot heden bij ons inneemt is zoo ver van wetenschap verwijderd en houdt zoo weinig verband met preventieve geneeskunde, dat het op de laagste sport van amateurs-handenarbeid staat en een vruchtbare bron voor ziekte is. Als een kunst heeft het zich, onder den eigenaardigen prikkel van zijn toestand als geslachts-functie, tot een wellustige overdaad ontwikkeld, die even valsch als slecht is. Ons onschuldig gezegde: “de weg tot het hart van den man gaat door zijn maag,” verklaart treurig duidelijk hoe wij aan tafel onze lichamen bederven en onzen geest verlagen.

Zoolang de eene helft van het menschdom als amateurkok voor de andere helft werkt, zal het onmogelijk zijn, dat de kennis van dit vak een hoogen graad van wetenschappelijke nauwkeurigheid of technische bekwaamheid bereikt. De ontwikkeling van een of ander menschelijk werk vereischt specialisatie en specialisatie is onmogelijk bij ons stelsel, waarbij verondersteld wordt dat elke vrouw van nature kok is. Voor zoo ver de kookkunst is vooruit gegaan, hebben wij dit te danken aan de studie en ondervinding van de mannelijke beroeps-koks en scheikundigen en niet door den Sisyphus-arbeid van onze eindelooze generaties van op zich zelf staande vrouwen, waarvan ieder weder begon, waar ook haar moeder begonnen was.

Natuurlijk zullen hier weer smartelijke verzuchtingen gehoord worden over “moeders lekkere schoteltjes”, en in antwoord daarop kunnen wij alleen verwijzen naar onze tweede premisse in het laatste hoofdstuk. Het feit dat wij van iets houden bewijst nog niet dat dit juist en goed is. Een kind uit Missouri kan de gekruide beschuiten van zijn moeder erg lekker vinden, maar dat neemt niet weg dat zij op zijn geest en lichaam een slechte uitwerking hebben. Kookkunst berust op wetten, zij is geen onschuldig verbeeldingsspel. Bouwkunst zou misschien vermakelijker en afwisselender zijn, indien ieder zijn eigen huis bouwde, maar dan was zij nooit de kunst en wetenschap geworden, waartoe wij haar nu hebben opgevoerd. Zoolang iedere vrouw het voedsel bereidt voor haar eigen gezin, zal het koken zich nooit boven het niveau van amateurs-werk kunnen verheffen.

Maar hoe laag ook de kookkunst als wetenschap moge staan, als kunst staat zij nog lager. Sedert het voor de echtgenoote-keukenmeid van het grootste belang is genot te verschaffen, – omdat daarin haar voornaamste middel schuilt om te verkrijgen wat zij verlangt of om haar dankbaarheid uit te drukken, – leert zij spoedig het gehemelte streelen, in plaats van de behoeften der maag nauwkeurig te bestudeeren en daaraan tegemoet te komen. Door ontelbare geslachten heen, zijn de volwassen man en het opgroeiend kind het voorwerp geweest van de aanhoudende inspanningen van haar die kookte met liefde in plaats van met kennis, die kookte om genot te geven. Dit is een van de breedste wegen welke naar het verderf voeren. In iedere levensphase is het verkeerd de gebeurtenis aan het doel te doen voorafgaan, de middelen te stellen vóór het eind; en hier heeft het dit algemeen bekende gevolg gehad, dat wij leven om te eten, in plaats van eten om te leven.

Deze houding van de vrouw heeft de overal voorkomende overdaad ontwikkeld, die wij de “fijne keuken” noemen; een ding zoo ver verwijderd van ware artistieke ontwikkeling in de kookkunst als een groote ijskan van een Grieksche vaas. Hierdoor is de ontzettend groote dwaasheid van het voorname leven ontstaan, waarbij menschelijke arbeid en tijd en bekwaamheid worden verspild met voort te brengen wat noch als zuiver voedsel, noch als zuiver genot kan worden aangemerkt, maar een kunstmatige bereiding is, die alleen door kenners gewaardeerd kan worden. Men kan zich nauwelijks een lager levenswijze voorstellen, dan die, welke het gevolg is van den onnatuurlijken wedloop tusschen kunstmatige opwekking en eetlust, waardoor lichaam en ziel beide bedorven worden.

De man, het voorwerp van al deze eetkamer-verheerlijking, heeft hierdoor een aangekweekte belangstelling in eigen smaak en de bevrediging er van ontwikkeld en onderhouden, – de vraag naar dingen waarvan hij houdt, meer dan naar die welke goed voor hem zijn, – waarin een van de meest gevreesde karaktertrekken, aan de psychologen bekend, gelegen is. De gevolgen van deze aanhoudende streeling van het gehemelte op den natuurlijken eetlust kunnen ver nagespoord worden en zij loopen ten slotte uit op een onbeteugeld toegeven aan de trek naar gekruide spijzen en allerlei soort van onmatigheid. Het humeur, dat niet bij machte is deze verzoekingen alle te verdragen, wordt dan tehuis voortdurend bot gevierd.

Even als het concentreeren van de physische krachten der vrouw op haar geslachts-functiën, daartoe door economische afhankelijkheid gedwongen, geleid heeft tot het opwekken en onderhouden van een buitensporigen geslachts-lust bij den man, tot nadeel van het ras; zoo heeft ook de concentratie van de nijvere krachten der vrouw in den beperkten en aanhoudenden dienst van persoonlijken smaak en eetlust er toe geleid een buitensporigen lust in lekker eten en drinken op te wekken en te onderhouden, wat eveneens nadeelig is voor het ras. Hiermede wordt niet beweerd dat dit de eenige oorzaak van deze verkeerde gewoonte is, maar het is een van de belangrijkste en van voortdurenden invloed.

Misschien kan men de uitwerking beter zien door een niet diepgaande vergelijking dan door een bloote vermelding. Men stelle zich twee groote, gezonde, vlugge apen voor. Veronderstel dat het mannetje-aap het vrouwtje-aap niet toestaat rond te springen en haar eigen kokosnoten te plukken, maar dat hij haar brengt wat zij noodig heeft. Veronderstel dat hij dan eischt dat zij den dop breekt, de noot er uitpelt en voor hem gereed maakt wat hij er van wenscht te eten; en verder dat haar deel van het eten, om niets te zeggen van haar kans om na afloop een klein, prettig uitstapje in de boomtoppen te mogen maken, afhangt van zijn tevredenheid met het voedsel dat zij voor hem gereed maakte. Als zij een verstandige aap is, zal zij met alle listen die haar ten dienste staan, prikkel en afwisseling zoeken te voegen bij de maaltijden die zij voor hem bereidt; de stukjes die hij bijzonder graag lust voor hem uitkiezen om zijn smaak te streelen en zijn eetlust op te wekken; en hij, onder dezen aangenamen druk zich ontwikkelende, zal langzamerhand een fijn onderscheidingsvermogen in voedsel verkrijgen en met toenemend genot naar zijn feestmaaltijden verlangen. Er zou een nieuwe dwang zijn om hem te doen eten, – niet alleen zijn behoefte aan voedsel, met de natuurlijke en gezonde eischen, maar haar behoefte aan alles, wat alleen door zijn behoefte aan voedsel verkregen kan worden.

In een apenfamilie klinkt dit een beetje gek, doch het geeft toch juist weer wat gebeurde in de menschenfamilie. De wijze waarop de vrouw haar doel bereikte, was haar man aangenaam te zijn, en de noodzakelijkheid heeft haar geleerd hoe zij dat doen moest; en daar zij over het algemeen een onontwikkelde en onbekwame werkster was, kon zij hem alleen zoeken te behagen door de gaven die zij bezat, in hoofdzaak die van huiselijke diensten. Haar was tot taak gesteld het voedsel voor beiden gereed te maken en daarmede haar voordeel te doen. Zij heeft haar taak goed volbracht, maar of het tot voordeel strekte van een hunner is twijfelachtig.

 

Uit een oogpunt van sociale ontwikkeling zijn wij van het grove schrokken van den wilde, van elk voedsel wat hij kon bemachtigen, gekomen tot een nauwkeurig uitkiezen van geschikt voedsel en een beschaafder en beter vorm om het te gebruiken. Deze maatschappelijke vooruitgang wordt door onze sexueel-economische verhouding belemmerd; doordat de bereiding van voedsel tot een geslachts-functie is gemaakt, worden al de producten er van vermengd met den gloed van persoonlijke liefde en den drukkenden last van eigenbelang. Op die wijze wordt niet alleen de echtgenoot, maar worden tot op zekere hoogte ook de kinderen gevoed, want waar moederlijke liefde en moederlijke energie gedwongen worden zich hoofdzakelijk te uiten in de bereiding van voedsel, daar wordt de wensch om het kind doelmatig te voeden, vermengd met een onverstandige begeerte om het kind genot te verschaffen, en de moeder verlaagt haar hoog standpunt, door steeds den onontwikkelden smaak te streelen in plaats van dien te veredelen.

Wij meenen in den regel dat wij ons eten en drinken verhoogd en veredeld hebben door het met liefde te verbinden. Integendeel, wij hebben onze liefde verlaagd en doen ontaarden door haar met eten en drinken te verbinden, en wat meer zegt, wij hebben daardoor ook deze behoeften verlaagd. Maatschappelijk is er eenige vooruitgang gekomen, maar deze ongelukkige vermenging van geslachts-belang en eigen-belang met normalen eetlust, deze Cupido-in-de-keuken regeling, heeft den vooruitgang sterk tegengehouden.

Wij hebben veel geleerd door beroeps-koks. Handel en fabrieken hebben onze benoodigdheden sterk vermeerderd. Wetenschap heeft ons geleerd wat wij noodig hebben en hoe en wanneer wij het gebruiken moeten. Maar in het met liefde vermengde werk van vrouw en moeder worden deze verbeteringen slechts weinig gevoeld. Indien het meisje naar de kookschool gaat, dan geschiedt dat meer om te leeren hoe lekkernijen bereid moeten worden welke genot verschaffen, dan om de voedingswaarde van het voedsel te bestudeeren en daardoor de gezondheid van het huisgezin te bevorderen. Uit de steeds grooter wordende magazijnen, door de bedrijvigheid der mannen voor haar geopend, kiest zij in ruime mate, om een afwisselend menu te maken dat den eetlust opwekt, zonder eenigszins op de hoogte te zijn welke combinatiën gemaakt moeten worden om onze lichamelijke behoeften het best te dienen. Wetenschap, scheikunde, gezondheidsleer zijn voor haar slechts namen. “Jan houdt daar zoo veel van”; “Willem lust het niet anders”; “vader kon nooit kool verdragen.” Zij moet bedenken wat haar man het liefst lust, niet zoozeer omdat zij het prettig vindt hem een genoegen te verschaffen of omdat zij er voordeel bij heeft als zij hem een genoegen doet, maar omdat hij betaalt voor het eten en zij zijn dienstbode is.

Wordt het niet tijd dat de weg naar het hart van den man door zijn maag wordt verlaten voor een idealer toegang? Laat de maag voor haar natuurlijk werk bestemd blijven, niet tot doortocht voor ongewone hartstochten en doeleinden gemaakt worden; en laat ons tot het hart doordringen langs idealer wegen. Wij hebben behoefte aan een nieuwe afbeelding van onzen overwerkten blinden god, – dik, vet, volgepropt met lekkernijen door de arme aanbidsters, zoolang gedwongen haar toewijding te betalen met zulke lage middelen.

Neen, het menschelijk ras wordt slecht gevoed door het voedingsproces tot een geslachts-functie te maken. De keuze en bereiding van voedsel moest in de handen van geoefende deskundigen rusten. De vrouw moest naast den man staan als de verwante van zijn geest, niet als de dienares van zijn lichaam.

Dit zal groote veranderingen in onze levenswijze vereischen. De wereld door het werk van deskundigen te voeden; aan deze groote functie de bekwaamheid en ondervinding van geoefende specialiteiten, de macht der wetenschap en de schoonheid der kunst ten goede te doen komen, is met de sexueel-economische verhouding onmogelijk. Zoolang wij het koken als een aan alle vrouwen eigen geslachts-functie beschouwen, en het eten als een zaak die alleen in het gezin goed kan geschieden, kunnen wij niet verder komen. Wij besteden tegenwoordig veel ernstige studie en inspannenden arbeid om de vrouwen in de kunst van koken te onderwijzen en te oefenen, zoowel de echtgenoote als de meid; want met onze gewone opvatting, dat het willekeurig gedrag van het individu de oorzaak der omstandigheden is, zoeken wij de omstandigheden te wijzigen door het gedrag van het individu te veranderen.

Wij moeten evenwel inzien dat het gedrag niet kan veranderen, zoolang de omstandigheden dezelfde blijven. Ieder ambt of beroep, waarvan de ontwikkeling afhankelijk zou zijn van het werk van op zich zelf staande personen, alleen geholpen door gehuurde bedienden, onwetender nog dan zij zelf, zou op een gelijk laag niveau blijven.

Voor zoover gezondheid kan bevorderd worden door openbare middelen, wordt zij door gezondheids-reglementen en medisch toezicht, door hygiënische literatuur en door beroeps-personen bereide “gezondheidsmiddelen”, door bepaalde wetten voor besmettelijke ziekten en gevaarlijke beroepen, voortdurend verbeterd; maar door deze middelen wordt de bevordering der gezondheid, voor zoover die in de handen der huisvrouw ligt, niet bereikt. Negen-tiende van de vrouwen die haar eigen huiswerk doen, kunnen niet tot bedreven koopers en ervaren keukenmeiden worden opgeleid, evenmin als negen-tiende van de mannen tot bedreven kleermakers kunnen worden gemaakt, zonder beter oefening of gelegenheid om zich te vormen, dan met het kleeden van eigen familieleden verkregen wordt. Het overige tiende gedeelte der vrouwen kan dan het werk doen volgens de primitieve arbeids-methoden.

Het voedsel te laten bereiden door gehuurde bedienden is nog slechter dan door de echtgenoote en moeder; de kunst om te koken wordt dan met nog minder oefening en geringer ondervinding uitgevoerd. De dienstboden zijn meerendeels jonge meisjes, die dezen vorm van dienstbaarheid verlaten zoodra zij kunnen trouwen; en zoodoende vertrouwen wij de lichamelijke gezondheid der menschen, voor zoover het koken daarop influënceert, aan de handen van ongeoefende, onvolwassen vrouwen van de laagste maatschappelijke klasse, die door geen hooger prikkel gedreven worden dan van financieele noodzakelijkheid. De liefde der vrouw en moeder is ten minste een prikkel om haar gezin goed te willen voeden. Voor de dienstbode bestaat die prikkel niet. Alleen in die enkele gevallen waarin de vrouw en moeder “een geboren kok” is en haar gezin begunstigt met de producten van haar buitengewone gaven, of in de rijke gezinnen, waar de hulp van beroepslieden kan betaald worden, kan het koken tehuis goede resultaten opleveren.

Er was een tijd dat vorsten en voorname lieden er eigen dichters op nahielden om hen te prijzen en bezig te houden, maar zoo’n dichter was nooit werkelijk groot, tenzij hij tevens dichtte voor de menschheid. Zoo kan ook de kunst van koken nooit haar hooge plaats als een maatschappelijke functie, die in een menschelijke behoefte voorziet, innemen, zoolang zij alleen voor eigen behoefte wordt aangewend. Ons leven en onze woningen zoodanig in te richten dat het koken een beroep kan worden, is de eenige manier om deze groote kunst uit hare tegenwoordige begrenzing te bevrijden. Het moet een eervolle, goed betaalde betrekking worden, waartoe zulke mannen of zulke vrouwen opgeleid worden, die zich tot dit werk voelen aangetrokken, even als men meubelmaker of apotheker wordt. Tusschen de koks die hun werk alleen als handwerk opvatten en de artisten in hun vak zal er een natuurlijke verscheidenheid komen; en wij zullen een breeden, nieuwen weg voor winstgevenden arbeid en eervolle werkzaamheid en een nieuwen grondslag voor menschelijke gezondheid en geluk openen.