Za darmo

Voordat hij doodt

Tekst
Oznacz jako przeczytane
Czcionka:Mniejsze АаWiększe Aa

Wat gebeurde er met haar?

HOOFDSTUK DERTIEN

“Papa? Papa, ik ben het. Wakker worden.”

Mackenzie stapte de slaapkamer in en zette zich schrap en draaide zich om zodat ze het gezicht van haar dode vader niet kon zien.

“Wat is er gebeurd, papa?”

Haar zus was ook in de kamer. Ze stond aan de andere kant van het bed en keek naar hun vader met een teleurgestelde blik op haar gezicht.

“Steph, wat is er gebeurd?” vroeg Mackenzie.

“Hij riep om jou en je kwam niet. Dit is jouw schuld.”

“Nee!”

Mackenzie stapte naar voren en toen, wetende dat het waanzin was, kroop ze op het bed en nestelde zich naast haar vader. Ze wist dat zijn vlees snel koud en bleek zou worden.

Mackenzie werd badend in het zweet en met een schok wakker uit deze nachtmerrie. Het was 03:12 uur. Ze ging rechtop zitten, haalde zwaar adem en begon te huilen.

Ze miste haar vader zo erg dat het pijn deed.

Daar zat ze dan, alleen, en ze huilde zichzelf in slaap.

Ze wist dat het uren zou duren voordat ze weer in slaap zou kunnen vallen. Of misschien wel helemaal niet meer.

Op een vreemde manier verlangde ze ernaar weer helemaal in beslag genomen te worden door het werk. Op de een of andere manier was dat minder pijnlijk.

*

Toen Mackenzie een paar uur later bij Carol’s Hoekje aankwam was ze wakker en alert. Ze keek over.de kleine eettafel naar agent Ellington, en bedacht beschaamd hoe erg de nachtmerrie haar had beïnvloed, en hoe gemakkelijk ze gisteravond was geschrokken. Wat was er in hemelsnaam mis met haar?

Ze wist wat het was. De zaak kreeg haar te pakken en bracht oude herinneringen terug die ze dacht verwerkt te hebben. Het had een negatieve invloed op haar dagelijkse leven. Ze had gehoord dat dit anderen overkwam, maar tot nu toe had ze dit zelf nog nooit meegemaakt.

Ze vroeg zich af of Ellington het ooit had meegemaakt. Vanaf haar kant van de tafel zag hij er verzorgd en professioneel uit, het evenbeeld van wat Mackenzie van een FBI-agent verwachtte. Hij was goed gebouwd maar niet massief, zelfverzekerd maar niet eigenwijs. Het was moeilijk voor te stellen dat hij door iets van slag zou kunnen raken.

Hij zag haar staren en in plaats van beschaamd weg te kijken, hield ze zijn blik vast.

“Is er iets?” vroeg hij.

“Niets,” zei ze. “Ik vraag me alleen af hoe het is, om te weten dat je met een enkel telefoontje iets bij het Bureau kunt laten onderzoeken, terwijl ik er enkele uren over doe om het lokale politiekorps te overtuigen om naar iets te kijken.”

“Het gaat niet altijd zo gemakkelijk,” zei Ellington.

“Nou, met deze zaak lijkt het Bureau gemotiveerd,” wees Mackenzie.

‘De ritualistische opzet van de moordscènes schreeuwt praktisch seriemoordenaar,” zei hij. “En nu er nog een lijk is gevonden, lijkt het dat dat hier inderdaad het geval is."

"En, werkt Nelson mee?" vroeg ze.

Ellington glimlachte en het vertoonde de tekenen van een subtiele charme die op de loer lag onder zijn fijn samengestelde buitenkant. “Hij probeert meegaand te zijn. Soms is de mentaliteit van een kleine stad moeilijk te doorbreken.”

“Vertel mij wat,” zei Mackenzie.

De serveerster kwam langs om hun bestellingen op te nemen. Mackenzie koos voor een vegetarische omelet terwijl Ellington een enorm ontbijt bestelde. Nadat de serveerster weer wegliep, sloeg Ellington zijn handen samen en boog naar voren.

“Dus,” zei hij. “Hoe staan we ervoor?”

Mackenzie wist dat hij haar de kans gaf om hem te laten zien hoe ze te werk ging. Het was in zijn toon en de lichte glimlach die nauwelijks de randen van zijn mond raakte. Hij zag er gezond en aantrekkelijk uit en Mackenzie voelde zich enigszins ongemakkelijk met hoe vaak haar ogen naar zijn mond werden getrokken.

“Voor nu moeten we afwachten op de resultaten van het sporenonderzoek en daarna moeten we ze echt bestuderen”, zei ze. “De laatste keer dat we dachten dat we een veelbelovende tip hadden, hadden we het helemaal mis.”

“Maar je hebt een man betrapt die kinderporno verkocht," merkte Ellington op. “Dus het was geen totale tijdverspilling."

“Dat is waar. Maar ik ga ervan uit dat je de hiërarchie binnen ons lokale politiekorps hebt opgemerkt. Als ik deze zaak niet snel oplos, zit ik nog heel lang vast in mijn positie.”

“Daar ben ik niet zo zeker van. Nelson heeft je hoog zitten. Of hij dat tegenover de andere jongens zou toegeven, nou, dat is een ander verhaal. Daarom laat hij me je helpen. Hij weet dat je dit voor elkaar kunt krijgen.”

Ze keek voor het eerst van hem weg. Ze was er niet zeker van hoe ze deze zaak moest oplossen, terwijl ze zich continue dood schrok van elk geluidje in haar huis en met haar pistool op haar nachtkastje sliep.

“Ik denk dat we moeten beginnen met het houtmonster,” zei ze. “We bezoeken alle lokale leveranciers van dat soort hout, en de plaatsen waar het wordt gezaagd. Als dat niets oplevert, moeten we echt beginnen met het verhoren van de vrouwen waarmee Hailey Lizbrook werkte. En als dat niks wordt kunnen we altijd nog de beveiligingscamera's van de club waar ze werkte bekijken.”

“Allemaal goede ideeën,” zei hij. “Een ander idee dat ik bij Nelson op ga gooien is, om undercover officieren op locatie in te zetten bij sommige stripclubs, binnen een straal van honderd kilometer. We kunnen enkele agenten uit het Omaha-kantoor krijgen als dat nodig is. We moeten oude zaken nogmaals bekijken, iets wat jij volgens mij op een eerder moment al bij Nelson hebt aangekaart. Misschien zijn we op zoek naar een man die ook prostituees achtervolgt. We kunnen niet zomaar aannemen dat het alleen strippers zijn.”

Mackenzie knikte even hoewel ze begon te twijfelen of de zaak die ze zich had herinnerd uit de jaren '80, waarbij een prostituee aan een paal was opgehangen, verband hield met deze zaak. Toch was het fijn om erkenning voor haar inspanningen te krijgen van iemand met ervaring.

“Oké,” zei Ellington. “Ik wil je wat vragen.”

“Vraag wat?”

“Het is duidelijk dat je op lokaal niveau wordt ondermijnd. Maar het is ook duidelijk dat je je kapot werkt en verstand van zaken hebt. Nelson heeft me zelfs verteld dat je een van zijn meest veelbelovende detectives bent. Ik heb je dossier bekeken, weet je. En ik ben zeer onder de indruk. Dus waarom zou je hier blijven, waar je wordt bespot en geen eerlijke kans krijgt, als je gemakkelijk ergens anders als detective kunt werken?”

Mackenzie haalde haar schouders op. Het was iets dat ze zichzelf meerdere keren had afgevraagd en het antwoord, hoewel morbide, was eenvoudig. Ze zuchtte, wilde er niet op ingaan, maar wilde tegelijkertijd de gelegenheid niet voorbij laten gaan. Ze had een paar keer over haar redenen om hier te blijven met Zack gesproken, toen ze nog met elkaar praatten. En Nelson kende ook een deel van haar persoonlijke geschiedenis. Maar ze kon zich de laatste keer niet herinneren dat iemand haar vrijwillig had uitgenodigd om erover te praten.

“Ik ben opgegroeid net buiten Omaha,” zei ze. “Mijn jeugd was… niet de beste. Toen ik zeven jaar oud was, is mijn vader vermoord. Ik was degene die het lichaam ontdekte, in zijn slaapkamer om precies te zijn.”

Ellington fronste zijn wenkbrauwen.

“Het spijt me,” zei hij zachtjes.

Ze zuchtte.

“Hij was privé-detective,” voegde ze eraan toe. “Maar ongeveer vijf jaar daarvoor was hij politie agent."

Hij zuchtte ook.

“Het is mijn theorie dat ten minste één op de vijf agenten een soort onopgelost trauma uit het verleden heeft dat verband houdt met een misdrijf,” zei hij. “Het is dat trauma waardoor ze wilden beschermen en dienen.”

“Ja,” zei Mackenzie, niet zeker hoe te reageren op het feit dat Ellington haar zojuist had doorgrond in minder dan twintig seconden. “Dat klopt denk ik wel.”

“Is de moordenaar van je vader ooit gevonden?” vroeg Ellington.

“Nee. Op basis van de dossiers die ik heb gelezen en het stukje dat mijn moeder me heeft verteld over wat er is gebeurd, weet ik dat hij toen hij werd vermoord bezig was met een kleine groep te onderzoeken die drugs smokkelden vanuit Mexico. De zaak werd nog een tijdje voortgezet, maar werd binnen drie maanden ingetrokken. En dat was dat.”

“Het spijt me dit te horen,” zei Ellington.

“Daarna, toen ik me realiseerde dat veel slordig gewerkt werd in het rechtssysteem, wilde ik iets doen bij de politie,​ ​detective worden, om precies te zijn.”

“Dus je hebt je droom bereikt op de leeftijd van vijfentwintig jaar,” zei Ellington. “Dat is indrukwekkend.”

Voordat ze nog iets kon zeggen, kwam de serveerster langs met hun eten. Ze zette de borden neer en terwijl Mackenzie in haar omelet begon te graven, zag ze verrast dat Ellington zijn ogen sloot en een stil gebed zei voordat hij begon te eten.

Ze kon het niet helpen, maar staarde even naar hem terwijl zijn ogen dicht waren. Ze had niet aan hem gedacht als een religieuze man, en iets aan hem, terwijl hij zo zat te bidden, raakte haar. Ze wierp een blik op zijn linkerhand en zag geen trouwring. Ze vroeg zich af hoe zijn leven eruit zag. Had hij een vrijgezellenwoning met bier in de koelkast, of was hij meer van het type wijnrek en IKEA boekenplanken, gevuld met klassieke en moderne literatuur?

Interessanter was nog hoe hij FBI-agent was geworden. Ze vroeg zich af hoe hij zou zijn in een verhoorkamer, of in de hitte van de strijd wanneer wapens werden getrokken en een verdachte de keuze had zich over te geven of het vuur te openen. Ze wist niets over Ellington - en dat was opwindend.

 

Toen hij zijn ogen opende en begon te eten, keek Mackenzie weg, terug naar haar eten. Een kort ogenblik later kon ze zichzelf niet meer bedwingen.

"Oké, en jij dan?” vroeg ze. “Wat heeft jou ertoe geleid een carrière bij de FBI te willen?”

“Ik was een kind van de jaren tachtig," zei Ellington. “Ik wilde John McClane en Dirty Harry zijn, alleen met meer resultaat.”

Mackenzie glimlachte. “Dat zijn behoorlijk goede rolmodellen. Gevaarlijk, maar riskant.”

Hij wilde net weer iets zeggen toen zijn mobiele telefoon over ging.

“Neem me niet kwalijk,” zei hij, terwijl hij in zijn jaszak reikte en de telefoon eruit trok.

Mackenzie luisterde naar zijn kant van het gesprek, dat kort maar krachtig was. Na een paar bevestigende reacties en een snelle dank, zette hij de telefoon uit en keek somber naar zijn eten.

“Alles goed?” vroeg ze.

“Ja,” zei hij. “We moeten dit echter laten inpakken. De resultaten van het houtmonster zijn binnengekomen.”

Hij keek haar recht aan.

“De houtwerf waar het vandaan komt, ligt op minder dan een half uur rijden.”

HOOFDSTUK VEERTIEN

Mackenzie was altijd dol geweest op de geur van vers gekapt hout. Dit was al zo sinds de de kerstvakantie die ze had doorgebracht bij haar grootouders, nadat haar vader was overleden. Haar grootvader had zijn huis verwarmd met een oude houtkachel en de achterkant van het huis had altijd naar cederhout en de niet geheel onaangename geur van verse as geroken.

Ze herinnerde zich die oude houtkachel terwijl ze uit de auto stapte en het grindpad van Palmer's Houtzagerij betrad. Links van haar stond een zaagmolen waarop een enorme boom via een lopende band naar een zaag gleed die ongeveer net zo groot was als auto waar ze net uit was gestapt. Verderop wachtten verschillende stapels vers gezaagd hout op hun beurt bij de zaag.

Ze nam even de tijd om het proces te bekijken. Een oplader die een mix van een kleine kraan en een speelgoed grijpmachine leek te zijn, tilde de stammen op en legde ze op een archaïsch ogende machine die ze op een lopende band duwde. Van daaruit werden de stammen direct naar een zaag geleid waarvan ze aannam dat deze voor elke stam apart kon worden aangepast met een mechanisme of bedieningspaneel dat ze niet kon zien vanaf haar positie. Toen ze zich hiervan afwendde, zag ze een vrachtwagen de uitgang van de houtwerf verlaten, met een aanhangwagen vol grof gekapt hout dat ongeveer drie meter hoog was opgestapeld.

Vreemd genoeg dacht ze aan Zack terwijl ze dit allemaal zag. Hij had gesolliciteerd bij een bedrijf als dit aan de andere kant van de stad, zo rond de tijd dat hij de baan bij de textielfabriek aangeboden had gekregen. Toen hij hoorde van de wisseldiensten die bij de fabriek gedraaid werden had hij die baan genomen, in de hoop op meer vrije tijd. Ze dacht dat hij misschien goed met hout had kunnen werken; hij had altijd al aanleg gehad om dingen te bouwen.

“Ziet eruit als zwaar werk,” zei Ellington.

“Dat is dat van ons ook,” zei ze, blij dat ze de gedachten van Zack uit haar hoofd kon zetten.

“Dat is ook waar.” ging Ellington akkoord.

Voor hen stond een eenvoudig betonnen gebouw, alleen geïdentificeerd door het in zwarte blokletters geschreven woord OFFICE boven de voordeur. Ze liep naast Ellington naar de voordeur en werd weer verrast toen Ellington de deur voor haar open hield. Ze bedacht dat haar nooit meer zoveel blijk van ridderlijkheid of respect was getoond sinds de eerste dag dat ze een insigne had gedragen.

Binnen werd het geluid van buiten gedempt tot een dof gebrul. Het kantoor bestond uit een grote balie en erachter stonden rijen met archiefkasten. De geur van gekapt hout was in het hele gebouw doorgedrongen en overal leek stof te liggen. Een man stond achter de toonbank en schreef iets op in een grootboek terwijl ze binnenkwamen. Toen hij hen aankeek raakte hij duidelijk een beetje in de war, waarschijnlijk door het pak van Ellington en de zakelijke casual kleding van Mackenzie.

“Hé daar,” zei de man achter de balie. “Kan ik u helpen?”

Ellington nam de leiding, waar Mackenzie het prima mee eens was. Hij had haar het grootste respect getoond en had meer ervaring dan zij. Ze vroeg zich af waar Porter was. Had Nelson hem op kantoor gehouden om de foto's te bekijken? Of was hij bezig met het afnemen van een interview, misschien met de collega's van Hailey Lizbrook?

“Ik ben agent Ellington, en dit is detective White,” zei Ellington. “We willen graag even met u praten over een zaak die we proberen af ​​te ronden.”

“Eh, zeker,” zei de man, duidelijk nog steeds in de war. “Weet je zeker dat je aan het goede adres bent?”

“Ja, mijnheer,” zei Ellington. “Hoewel we de volledige details van de zaak niet kunnen onthullen, kan ik u wel vertellen dat er op elk plaats delict een paal is gevonden. We namen een monster van het hout en ons forensisch team leidde ons hierheen.”

“Palen?” vroeg de man verbaasd. “Heb je het over de Vogelverschrikker Moorden?”

Mackenzie fronste en vond het niet leuk dat deze zaak al het onderwerp van publiek gesprek was geworden. Als een eenzame man in het kantoor van een houtzagerij erover had gehoord, was de kans groot dat het nieuws van de zaak zich als een lopend vuurtje verspreidde. En bovendien was haar gezicht in de kranten in verband gebracht met het verhaal.

Hij keek haar aan en ze dacht dat ze inderdaad iets van herkenning in zijn gezicht kon zien.

“Ja,” zei Ellington. “Is er nog iemand langs geweest om palen te kopen die hier normaal niet komt?"

“Ik wil graag helpen,” zei de man achter de balie. “Maar ik ben bang dat het niet zo eenvoudig is. Zie, ik ontvang en verkoop alleen hout van bedrijven of kleinere werven. Alles wat hier vertrekt, gaat meestal naar een andere houtwerf of naar een ander soort bedrijf.”

“Wat voor soort bedrijven?” vroeg Mackenzie.

“Dat hangt af van over wat voor soort hout we het hebben,” zei hij. “Het grootste deel van mijn hout gaat naar bouwbedrijven. Maar ik heb ook een paar klanten die zich bezighouden met houtbewerking zoals voor meubels.”

“Hoeveel klanten komen hier per maand langs?” vroeg Ellington.

“Zeventig of zo in een goede maand,” zei hij. “Maar de afgelopen maanden zijn behoorlijk rustig geweest. Dus het is misschien gemakkelijker om te vinden wat u zoekt.”

“Nog een ding,” zei Mackenzie. “Plaats je een soort markeringen op hout dat hier weggaat?”

“Voor grotere bestellingen plaats ik soms een stempel op één stuk per lading.”

“Een stempel?”

“Ja.Het wordt gedaan door een kleine pers die ik buiten heb. Het vermeldt de datum en de naam van mijn houthandel op het stuk.”

“Maar niets gegraveerd of gesneden?”

“Nee, zoiets niet,” zei de man.

“Zou het mogelijk zijn om in de facturen na te kijken welke klanten voorgezaagde palen van cederhout hebben meegenomen?" vroeg Ellington.

“Ja dat kan. Weet je welke maat?”

“Een momentje,” zei Ellington, terwijl hij naar zijn telefoon greep, vermoedelijk om de informatie na te kijken..

“ Twee en een halve meter,”' zei Mackenzie, terwijl ze in haar geheugen groef.

Ellington keek haar aan en glimlachte.

“Een halve meter onder de grond,” zei Mackenzie, “en twee meter boven het oppervlak.”

“De palen waren ook vrij oud,” zei Ellington. “Het hout was niet vers. Onze tests geven aan dat het ook nog nooit een behandeling heeft gehad.”

“Dat maakt het een beetje makkelijker,” zei de man. “Als het hier vandaan kwam, zou het oudere hout van mijn schroothoop komen. Geef me een paar minuten en dan kan ik je die informatie geven. Hoe ver terug moet ik gaan?”

“Laten we drie maanden teruggaan, gewoon voor de zekerheid,” zei Ellington.

De man knikte en ging naar een van de antieke archiefkasten die achter hem stonden.. Terwijl ze wachtten, begon de mobiele telefoon van Mackenzie te rinkelen. Terwijl ze opnam dacht ze verschrikt dat het misschien Zack zou zijn die om een ​​soort verzoening vroeg. Ze was opgelucht dat het Porter was.

“Hallo?” zei ze en beantwoordde de oproep.

“Mackenzie, waar ben je nu?” vroeg Porter.

“Ik ben met Ellington op Palmer's Houtzagerij om de testresultaten te controleren van de chip die we van de paal hebben genomen.”

“Eventuele resultaten?”

“Het lijkt op een aanwijzing die tot verschillende andere aanwijzingen kan leiden."

“ Tja, shit,” zei Porter. “Ik vind het vervelend om je dit te moeten vertellen, maar het wordt er niet beter op.” Hij aarzelde een minuut en ze hoorde een bevende zucht aan de andere kant voordat hij eraan toevoegde:

“We hebben weer een lijk gevonden."

HOOFDSTUK VIJFTIEN

Toen ze veertig minuten later op de plaats van nieuwe moord arriveerden, was Mackenzie meer dan een beetje ongerust omdat deze dichter bij haar huis was. Het tafereel was precies vijfendertig minuten verwijderd van haar huis, in de achtertuin van een vervallen huis dat lang geleden was verlaten. Ze kon praktisch voelen hoe de schaduw van deze pas vermoorde vrouw zich uitstrekte over het vlakke land, over de straten van de stad, en bij haar voordeur viel.

Ze deed haar best om haar vermoeide zenuwen te verbergen terwijl zij en Ellington naar de paal liepen. Ze keek naar het oude huis, vooral naar de lege kozijnen. Voor haar zagen deze eruit als grote, dreigende ogen, die naar buiten tuurden en haar bespotten.

Er stond een klein groepje officieren rond de paal, Porter stond in het midden van hen. Hij wenkte naar Mackenzie en Ellington toen ze de paal naderden, maar Mackenzie merkte het nauwelijks op. Ze had het te druk met het bestuderen van het lijk, en zag meteen twee duidelijke verschillen bij dit slachtoffer.

Ten eerste had deze vrouw kleine borsten terwijl de vorige twee slachtoffers goed bedeeld waren. Ten tweede waren de striemen die bij de andere slachtoffers enkel op de rug waren aangetroffen, waren hier ook te zien op de buik en borst van deze vrouw.

“Dit loopt uit de hand,” zei Porter met een zachte, vermoeide stem.

“Wie heeft het lichaam ontdekt?” vroeg Mackenzie.

“De landeigenaar. Hij woont twee kilometer ten oosten van hier. Er hing een ketting voor deze privé-onverharde weg en hij zag toevallig dat deze was verwijderd. Hij zegt dat hier niemand komt, behalve af en toe een jager tijdens het herten seizoen, maar zoals u weet, is het herten seizoen enkele maanden geleden afgelopen. En bovendien zegt hij dat hij alle mannen kent die hier jagen.”

“'Is het privé terrein?” vroeg Mackenzie, terugkijkend op de onverharde weg die ze net hadden genomen om hier te komen.

“Ja. Dus wie dit gedaan heeft,“ zei hij, knikkend naar het opgehangen lijk, “heeft ook die ketting verwijderd. Hij wist waar hij naartoe zou gaan om te pronken met zijn volgende trofee. Hij heeft dit vooraf gepland.”

Mackenzie knikte. “Dat toont opzettelijke intentie en doel, in plaats van alleen maar een ongebonden psychologische behoefte.”

“Is er een kans dat de landeigenaar erbij betrokken is?” vroeg Ellington.

“Op dit moment wordt hij thuis ondervraagd door 2 van mijn mannen,” zei Nelson. “Maar ik betwijfel het. Hij is achtenzeventig jaar oud en loopt mank. Ik zie hem niet sjouwen met een paal of met succes strippers in zijn vrachtwagen lokken.”

Mackenzie liep dichter naar het lichaam toe, Ellington volgde. Deze vrouw zag er aanzienlijk jonger uit dan de anderen, misschien begin twintig. Haar hoofd hing naar beneden en keek naar de grond, maar Mackenzie zag de donkerrode lippenstift die over haar wang en kin was gesmeerd. Haar donkere mascara was ook uitgelopen en had donkere strepen op haar gezicht achtergelaten.

Mackenzie liep naar de achterkant van de paal. De striemen waren hetzelfde als bij de andere twee. Sommigen waren nog vers genoeg om vochtigheid af te scheiden, het bloed was nog niet helemaal droog. Ze knielde neer naar de bodem van de paal maar werd onderbroken door Nelson.

“Ik heb het al gecontroleerd,” zei hij. “Je nummers zijn er.”

Ellington ging bij haar op zijn hurken zitten om ze ook te bekijken. Hij keek op naar Mackenzie. “Geen idee waar deze cijfers voor staan?”

“Geen enkel,” zei ze.

“Ik denk dat het vanzelfsprekend is,” zei Nelson, “maar vanaf nu heeft deze zaak de hoogste prioriteit, boven alles. Agent Ellington, hoe snel kunnen we hier meer mankracht voor krijgen?”

 

“Ik kan bellen en waarschijnlijk hebben we vanmiddag al een paar man meer hier.”

“Doe dat alsjeblieft. Zijn er resultaten van de houtwerf?”

“We hebben zestien namen,” zei Mackenzie. “De meeste zijn bouwbedrijven. We moeten ze allemaal controleren en kijken of ze nuttige informatie opbrengen.”

“Ik zet er wat mensen op”, zei hij. “Voor nu heb ik jou en Ellington nodig om de meest veelbelovende tips na te lopen. Jullie zijn de hoofd onderzoekers op deze zaak, dus doe in godsnaam wat je moet doen om hem op te pakken. Ik wil dat deze zieke klootzak tegen het einde van de dag in een verhoorkamer zit. Ondertussen laat ik mijn mensen de landkaarten van de omliggende honderd kilometer of zo doorspitten. We splitsen het gebied op en beginnen met geïsoleerde gebieden zoals deze, het veld van de laatste moord, en korenvelden die gemakkelijk toegankelijk zijn in kaart te brengen.”

“Anders nog iets?” vroeg Ellington.

“Niets dat ik kan bedenken. Hou me op de hoogte over zelfs het kleinste detail dat je tegenkomt. Ik kom daar zo dadelijk nog op terug,” zei Nelson. Daarna keek hij naar Mackenzie en gaf haar een knikje. “White, kan ik je even spreken?”

Mackenzie liep van de paal weg en volgde Nelson naar de kant van het vervallen huis, terwijl ze zich afvroeg waar dit over zou gaan.

“Vind je het prettig om met Ellington te werken?” vroeg hij.

“Ja mijnheer. Hij is zeer accuraat en ongelooflijk behulpzaam in het brainstormen.”

“Goed. Kijk, ik ben niet gek. Ik ken je potentieel en ik weet dat, als er een iemand in mijn korps is die deze klootzak kan binnenhalen, jij het bent. Maar ik ben niet van plan om de FBI gewoon binnen laten en de zaak aan hun over te dragen. Dus ik wil dat je met hem samenwerkt. Ik heb al met Porter gesproken en hem een andere taak toegewezen. Hij is nog steeds bezig met de zaak, maar ik laat hem helpen met de huis-aan-huis bezoeken."

“En dat vond hij goed?”

“Daar hoef jij je geen zorgen over te maken. Voorlopig blijf jij gewoon bij deze zaak en ga op je gevoel af. Ik vertrouw erop dat je de juiste beslissingen neemt; je hoeft niet voor ieder kleinigheidje bij me in te checken. Doe gewoon wat je moet doen om dit op te lossen. Kan je dat voor me doen?”

“Ja mijnheer.”

“Dat dacht ik al,” zei Nelson met een kleine glimlach. “Nu gaan jij en Ellington hier weg en brengen ons wat resultaten.”

Hij gaf haar een zachte klap op de rug, die, alles bij elkaar genomen, bijna het equivalent was van Ellington die de deur voor haar op de houtwerf open hield. Het was een enorm gebaar van Nelson en ze waardeerde het. Ze liepen samen terug naar het stoffelijke overschot en Mackenzie keek opnieuw naar de cijfers. Ze voelde dat er iets mee was, dat de oplossing tot het kraken van deze hele zaak afhing van die verdomde getallen.

Een deel van hem, voelde ze, wilde gepakt worden. Hij was hen aan het lokken.

“Gaat het?” vroeg Ellington, die aan de andere kant van de paal stond.

Ze knikte en kwam overeind.

“Ben je ooit eerder in een zaak als deze betrokken geweest?”

“Slechts twee,” zei hij. “Een van hen resulteerde in acht moorden voordat we hem konden oppakken.”

“Denk je dat dat hier ook zal gebeuren?” vroeg ze.

Ze haatte het dat haar vragen haar onzeker en misschien zelfs onervaren lieten overkomen, maar ze moest het weten. Het enige wat ze moest doen was zich herinneren hoe bang ze voor een paar minuten in haar eigen huis was geweest, bang van wat waarschijnlijk een ingebeeld geluid van een krakende vloer was geweest, om te begrijpen hoeveel deze zaak haar begon te beïnvloeden. Ze had een vriend verloren, ze verloor langzaam haar kalmte en ze zou het niet trekken als ze hierdoor nog iets anders zou verliezen.

“Niet als we het kunnen helpen,” antwoordde Ellington. Hij zuchtte. “vertel eens, wat zie je hier dat nieuw is?”

“Nou, het feit dat de moordenaar een weg koos die nergens toe leidt lijkt vreemd. De ketting aan het begin van het pad hield hem niet tegen. Niet alleen dat, maar hij wist dat deze er zou zijn. Hij was bereid deze te verwijderen.”

“Betekent wat?”

Ze wist dat hij haar aan het testen was, maar hij deed het op een manier die haar intelligentie niet beledigde. Hij daagde haar uit en ze genoot er enorm van.

“Dit betekent dat de gebieden die hij kiest niet willekeurig zijn. Hij heeft ze om een ​​reden gekozen.”

“Dus niet alleen de moorden zijn vooraf bepaald, maar ook de locaties.”

“Het lijkt erop. Ik denk dat ik .. “ zei ze, maar maakte haar zin niet af.

Rechts aan de rand van het dunne bos zag ze beweging.

Even dacht ze dat ze het zich had verbeeld.

Maar toen zag ze het weer.

Er bewoog iets, dieper het bos in. Ze kon net genoeg van de vorm onderscheiden om te zien dat het een menselijke figuur was.

“Hallo!”

Het was alles wat ze kon bedenken om te zeggen en het kwam er een ​​beetje opgewonden uit. Bij het geluid van haar stem nam de vorm nog sneller af, elke poging tot sluipen was nu verdwenen terwijl de takken braken en het gebladerte ritselden terwijl de persoon ontsnapte.

Mackenzie reageerde instinctief en sprintte naar de rand van het bos. Tegen de tijd dat Ellington dit had opgemerkt en achter haar aan was gegaan, was Mackenzie al het veld over gestoken en in het bos. De bomen om haar heen leken net zo vergeten en kleurloos als het huis dat achter haar stond, de zwarte ramen staarden haar nog steeds aan.

Ze sloeg de takken weg terwijl ze door het bos rende. Ze kon net het geluid van Ellington horen die achter haar volgde, maar ze verspilde geen tijd of moeite met achterom kijken.

“Stop!” schreeuwde ze.

Ze was niet verrast dat de persoon bleef rennen. Mackenzie had binnen enkele seconden de inschatting gemaakt dat ze sneller was dan haar doel, en kwam dichterbij met een snelheid waar ze altijd trots op was geweest. Ze kreeg een paar takken in haar gezicht en voelde spinnenwebben die aan haar huid vast bleven plakken, maar ze stormde onverschrokken verder het bos in.

Toen ze dichterbij kwam, zag ze dat het een man was in een zwart sweatshirt met capuchon en donkere jeans. Omdat hij niet één keer volledig achterom keek, kon Mackenzie niet zeggen hoe oud hij was, maar ze kon wel zien dat hij iets te zwaar was en blijkbaar een beetje uit vorm. Ze hoorde zijn moeilijke ademhaling terwijl ze steeds dichter bij kwam..

“Verdomme,” zei ze toen ze vlakbij hem was, haar arm uitstak en hem bij de schouder greep. “Ik zei stop!”

Tegelijkertijd gaf ze hem een ​​harde duw, die hem op de grond deed belanden. Hij rolde een keer voordat hij stopte.

Ik heb hem, dacht Mackenzie.

De man probeerde overeind te komen, maar Mackenzie gaf hem een snelle trap tegen zijn knie die hem weer naar beneden stuurde. Terwijl hij viel sloeg hij met zijn gezicht op een boomwortel..

Mackenzie plantte hardhandig een knie in de rug van de man en greep naar haar wapen. Ellington kwam eindelijk aan en hij duwde de man ook op de grond. Nu het volle gewicht van Ellington op hem rustte, stopte hij met kronkelen. Mackenzie reikte naar haar riem en trok haar handboeien eruit, terwijl Ellington de armen van de man achter zijn rug trok, wat weer een kreet van pijn teweeg bracht. Mackenzie sloeg de handboeien om en trok de man vervolgens ruw overeind.

“Hoe heet je?” vroeg Mackenzie.

Ze draaide hem naar zich toe en zag voor het eerst zijn gezicht. De man zag er onschadelijk uit, was te dik en waarschijnlijk eind dertig.

“Moet je me dat soort dingen niet vragen voordat je me aanvalt?”

Ellington schudde hem een beetje heen en weer en oefende wat druk uit op zijn schouder. “Ze heeft je een vraag gesteld.”

“Ellis Pope,” zei de man zichtbaar geschokt.

“En waarom ben je hier?”

Hij zei eerst niets en in de stilte hoorde Mackenzie meer commotie in het bos. Dit geluid kwam van rechts en toen ze zich in die richting draaide, zag ze Nelson en drie andere officieren door de dunne bomen en bladeren klauteren.

“Wat is er aan de hand?” schreeuwde Nelson. “Ik zag jullie twee wegrennen in mijn achteruitkijkspiegel en …”