Za darmo

Voordat hij doodt

Tekst
Oznacz jako przeczytane
Czcionka:Mniejsze АаWiększe Aa

HOOFDSTUK ZEVEN EN TWINTIG

Haar gevoel van onbehagen werd nog groter toen Mackenzie het bureau binnenliep en Nancy aan de receptie zag zitten. Toen Mackenzie binnenkwam, glimlachte Nancy haar slechts kort toe en keek direct terug naar haar bureau. Dit was buitengewoon ongewoon voor Nancy, een vrouw die meestal haar gezicht leek te strekken om een ​​glimlach te geven aan iedereen die de voordeur van het bureau binnenkwam.

Bijna vroeg Mackenzie aan Nancy of ze wist wat er aan de hand was, maar ze besloot het niet te doen. Het laatste wat ze wilde, was zwak en ongeïnformeerd lijken terwijl ze op de oplossing van deze zaak afstevende. Dus ze omzeilde de receptie en liep verder, plichtsgetrouw marcherend naar het kantoor van Nelson.

Ze opende de deur en stapte naar binnen, in een poging zelfverzekerd te lijken en te doen alsof ze alles onder controle had. Maar terwijl ze de deur achter zich dichttrok, wist ze dat het een vergissing was geweest om twee en een half uur van haar middag op te offeren om het Heilige Kruis te bezoeken. Ze was tegen schaduwen aan het vechten in een poging zo perfect mogelijk te zijn en ervoor te zorgen dat ze alle kansen, vooral die van indrukwekkende FBI-agenten, had benut om deze zaak te doorgronden.

Nelson keek naar haar op, en heel even zag ze een bezorgde uitdrukking op zijn gezicht.

“Ga zitten, White,” zei Nelson en knikte in de richting van de stoelen aan de andere kant van zijn rommelige bureau.

“Wat is er aan de hand?” vroeg ze. De zenuwen klonken duidelijk door in haar stem, maar dat was het laatste waar ze aan dacht toen Nelson haar van top tot teen opnam.

“We hebben een probleem,” zei hij. “En je gaat de oplossing niet leuk vinden. Onze eikelvriend Ellis Pope heeft een formele klacht tegen je ingediend. Voor nu houdt hij het stil, alleen tussen ons en zijn advocaat. Maar hij zegt dat als er geen onmiddellijke actie wordt ondernomen, hij het naar de krant zal brengen. Meestal zou ik me niet eens druk maken om een ​​dergelijke dreigement, maar de kranten en zelfs sommige televisie media hebben jou als hoofd van dit onderzoek afgeschilderd. Als Pope met zijn klacht naar de media gaat, kunnen de dingen wel eens heel erg verkeerd aflopen."

“Mijnheer, ik handelde impulsief,” smeekte Mackenzie. “Een mysterieus figuur lag op de loer aan de rand van een moordscène. Het was privébezit. Hij was op verboden terrein. Hij vertrok heel verdacht. Moest ik hem gewoon laten vluchten? Het enige wat ik deed was hem stoppen. Ik heb hem niet aangevallen.”

Hij fronste.

“White, ik sta aan jouw kant in deeze. Honderd procent. Maar er is nog een factor waar ik niet onderuit kan. De Rijkspolitie is er nu bij betrokken. Zij vingen ook het gerucht op van de confrontatie met Pope. En dan ook nog het feit dat je Missing In Action was toen ze vanmiddag op de plaats delict op de Rijksweg 411 verschenen. Ik ben daar zelf ook pissig over. Maar ze zagen het als slordig werk van jouw kant. Geen goede indruk.”

Voordat ze wat kon zeggen stak hij zijn hand op.

“Alsof dat niet genoeg is, kreeg ik ongeveer een half uur geleden een telefoontje van Ruth-Anne Costello. Ze klaagde dat je onbeleefd en agressief was. Ook zij diende een klacht in.”

“Dat meen je niet?"

Nelson keek depressief terwijl hij zijn hoofd knikte.

“Ja, helaas wel. Tel dat allemaal bij elkaar op en we hebben een shitstorm.”

“Dus wat gaan we doen om dit op te lossen?” vroeg ze. “Wat vraagt ​​Pope om stil te blijven? Hoe kunnen we de Rijkspolitie sussen en de non gelukkig maken?”

Nelson zuchtte en keek toen naar het plafond, waaruit bleek dat hij niet blij was met wat hij ging zeggen.

“Het betekent dat ik je met onmiddellijke ingang van de Vogelverschrikker Moordzaak moet afhalen."

Mackenzie voelde haar huid koud worden. De gedachte aan de losplopende moordenaar die door zou gaan met het vermoorden van vrouwen, en dat zij niet meer mocht proberen om hem te stoppen werd haar teveel.

Ze wist niet wat ze moest zeggen.

Nelson fronste dieper.

“Ik ben voor je door het vuur gegaan en heb geprobeerd om ze wat milder te stemmen,” zei hij. “Ik heb zelfs geprobeerd om ze zover te krijgen ​​dat ze toe zouden staan dat je deze zaak afrond en dan daarna voor een week of zo op non-actief zou worden gezet. Maar Pope en de Rijkspolitie wilden het niet. Mijn handen zijn gebonden. Mijn excuses.”

Mackenzie voelde hoe de angst die in haar maag zat werd vervangen door woede. Haar eerste instinct was om Nelson aan te vallen, maar ze zag dat hij ook behoorlijk boos was over deze gang van zaken. Plus, gezien de manier waarop hij haar de laatste paar dagen meer respect had getoond, twijfelde ze niet aan hem toen hij zei dat hij alles had geprobeerd wat hij kon.

Dit was niet zijn fout. Als iemand hier schuldig aan was, dan was het Ellis Pope. En misschien ook zijzelf. Sinds ze die krakende vloer drie nachten geleden had gehoord, was ze niet zichzelf geweest. En de ongemakkelijke verhouding met Ellington had ook niet geholpen.

Ja, het was allemaal haar eigen schuld. En dat was misschien nog wel het ergste van alles.

“Dus wie behandelt de zaak nu?” vroeg Mackenzie.

“De Rijkspolitie. En ze hebben de FBI stand-by voor wanneer dat nodig blijkt te zijn. Maar omdat we denken dat we de exacte locatie hebben van waar de moordenaar de volgende keer zal verschijnen, hopen we dat het een vrij eenvoudige zaak wordt.”

“Mijnheer, ik weet niet eens …”

Ze stopte, niet wetend wat ze verder moest zeggen. Ze was nimmer een huilebalk geweest, maar, terwijl ze zo in het kantoor van Nelson zat was ze zo boos dat het huilen haar nader stond dan het lachen en de tranen in haar ogen prikten.

“Ik weet het,” zei hij. “Dit is klote. Maar als het allemaal gezegd en gedaan is en zodra deze klootzak achter de tralies zit en het papierwerk wordt afgehandeld, zal ik ervoor zorgen dat jouw naam nergens ontbreekt. Dat beloof ik je, White.”

In een shock stond ze op en keek naar de deur alsof die haar zou kunnen wegvoeren naar een magische wereld waar dit gesprek nooit had plaatsgevonden.

“En wat moet ik nu doen?” vroeg ze.

“Ga naar huis. Wordt dronken. Doe wat je moet doen om dit van je af te schudden. En zodra de zaak is afgesloten, bel ik je op en laat het je weten. De Rijkspolitie zal zich niet meer om deze kwestie bekommeren zodra de moordenaar is gearresteerd. Ellis Pope is het enige waar we ons zorgen over moeten maken en dat is stukken gemakkelijker op te lossen wanneer je niet meer in de schijnwerpers staat.”

Ze opende de deur en liep naar buiten.

“Het spijt me echt heel erg, White,” zei hij terwijl ze naar de deur liep. "Ik meen het.”

Ze kon alleen maar knikken terwijl ze de deur achter zich dichttrok.

Ze baande zich een weg door de gang en hield haar ogen op de vloer gericht, zodat ze niemand in de ogen hoefde te kijken. Terwijl ze zich naar de voorkant van het bureau begaf, keek ze op naar Nancy. Nancy, blijkbaar ervan uitgaande dat Mackenzie nu op de hoogte was gebracht, keek haar bezorgd aan.

“Gaat het?” vroeg Nancy.

“Het komt wel goed,” zei Mackenzie, niet wetende of dat waar was of niet.

HOOFDSTUK ACHT EN TWINTIG

Hoewel het idee om dronken te worden heel verleidelijk was, deed het haar ook denken aan wat er de laatste keer was gebeurd toen ze alcohol had gedronken. Ja, het was pas gisteren geweest, maar door alles wat er er was gebeurd, leek het alsof het jaren geleden was gebeurd en het haar de hele tijd had achtervolgd. Dus in plaats van haar woede weg te drinken, deed Mackenzie het enige andere dat ze wist te doen.

Ze ging naar huis en legde alle dossiers over de Vogelverschrikker Moordenaar op haar salontafel. Ze brouwde een pot koffie en nam ieder stukje bewijs dat ze over de zaak had verzameld nog eens aandachtig door. Hoewel ze gedeeltelijk van mening was dat het weten van de vierde moord locatie bijna een garantie voor een arrestatie was, vertelde haar instinct haar dat de moordenaar slim zou zijn. Zodra hij de aanwezigheid van de politie zou opmerken zou hij zijn plannen veranderen. Nelson en de Rijkspolitie realiseerden zich dit waarschijnlijk ook, maar het feit dat ze nu zo dichtbij waren, zou hen misschien een beetje te onvoorzichtig in hun aanpak maken.

Buiten was de nacht gevallen. Ze staarde even uit raam en vroeg zich af hoe de gebeurtenissen van de afgelopen dagen, de loop van haar leven zouden kunnen beïnvloeden. Ze dacht aan Zack en realiseerde zich, misschien voor het eerst, dat ze blij was dat hij weg was. Als ze eerlijk tegen zichzelf was geweest, had ze de relatie alleen getolereerd zodat ze niet alleen zou zijn, iets waar ze al bang voor was geweest sinds ze de slaapkamer van haar ouders was binnengelopen en het lijk van haar overleden vader had gevonden.

Ze vroeg zich ook af wat Ellington aan het doen was. Het eerdere telefoontje met het daderprofiel was het bewijs dat hij nog steeds betrokken was bij de Vogelverschrikker Moorden, zelfs al was het alleen op de achtergrond. Toen ze aan hem dacht, vroeg ze zich ook af of ze het daderprofiel en het bezoek aan het Heilige Kruis zo serieus zou hebben genomen als het van iemand anders afkomstig was geweest. Had ze geprobeerd indruk op hem te maken, of had ze geprobeerd indruk op Nelson te maken?

Toen ze terugkeerde naar de dossiers voor haar, vulde een heel eenvoudige maar uitdagende gedachte haar hoofd: Waarom indruk maken op iemand? Waarom niet gewoon goed werk doen en naar mijn beste vermogen werken? Waarom kan het iemand schelen wat iemand anders van me denkt, laat staan ​​een nutteloze ex-vriend, chauvinistische supervisors of een getrouwde FBI-agent?

 

Alsof ze erom had gevraagd, ging op dat moment haar mobiele telefoon. Ze viste het tussen de stapels van dossiers en mappen op haar salontafel, en zag dat het Ellington was. Ze grijnsde naar de telefoon en twijfelde. Hij belde waarschijnlijk om een bedankje in ontvangst te nemen voor die aanwijzing naar het Heilige Kruis, of misschien had hij een ander inzichtelijk idee dat haar op een dwaalspoor zou brengen en haar een berisping zou opleveren. Als ze op dat moment meer helder had kunnen denken, zou ze de oproep hebben genegeerd. Maar zoals de zaken er nu voorstonden, lag een deel van de woede die ze had voelen opkomen in het kantoor van Nelson nog steeds in haar hart, en deze eiste dat ze die zou beantwoorden.

“Hallo agent Ellington,” zei ze.

“Hé daar, White. Ik weet dat ik je blijf lastigvallen, maar ik ben aan het afronden voor de dag en wilde weten of je aan de hand van dat daderprofiel nog iets bent opgeschoten.”

“Nee, helaas niet," zei Mackenzie, zonder moeite te doen aardig te blijven. “Het lijkt erop dat het enige wat mijn bezoek aan de katholieke school heeft opgeleverd, een pissige hoofd non is."

Ellington had een dergelijke reactie duidelijk niet verwacht; aan de andere einde van de lijn was het voor vijf volle seconden stil voordat hij reageerde.

“Wat is er gebeurd?” vroeg hij.

“Het was een doodlopend spoor. En terwijl ik daar door de directeur over de aard van het kwaad werd voorgelezen, verscheen de Rijkspolitie op de locatie van wat naar onze mening de plaats van de vierde moord zal zijn. Omdat ik er niet was, hebben ze hun macht doen gelden.”

“Ah, shit.”

“Oh, en het wordt nog beter,” snauwde Mackenzie. “Herinner je je Ellis Pope?”

“Ja, de verslaggever.”

“Ja, hij. Welnu, hij besloot vandaag een aanklacht tegen mij in te dienen en dreigt om naar de media te gaan over ons kleine handgemeen. De jongens van de Rijkspolitie hoorden dat ook. Dus gingen ze achter Nelson aan en vanaf ongeveer een uur geleden ben ik officieel van de zaak afgehaald.”

“Hou je me voor de gek?” vroeg hij.

Zijn ongeloof veroorzaakte nog meer woede in haar, maar gelukkig hielp het haar ook om te beseffen dat ze zonder reden onbeleefd was. De situatie waar ze zich in bevond was niet zijn fout. Het enige wat hij deed was inchecken en een luisterend oor bieden.

“Nee, ik maak geen grapje,” zei ze en probeerde zichzelf in toom te houden. “Ik ben gevraagd om stil te zitten, terwijl de goede oude jongens deze zaak afronden.”

“Dat is niet eerlijk.”

“Dat ben Ik met je eens," zei ze. “Maar ik weet dat Nelson geen keus had.”

"Kan ik wat doen?” vroeg Ellington.

“Niet echt, ben ik bang. Als je nog steeds wilt helpen met het oplossen van deze zaak, kun je het beste Nelson bellen. Je kunt zelfs in de problemen komen wanneer je er met mij erover praat.”

“White, het spijt me echt.”

“Het is wat het is,” zei ze.

Stilte vulde opnieuw de lijn en deze keer gaf ze Ellington geen kans meer om het gesprek weer op te pakken. Als hij dat zou doen, zou haar misplaatste woede misschien opnieuw opduiken en dat verdiende hij zeker niet.

“Ik moet gaan,’ zei ze. “Wees voorzichtig.”

“Gaat het wel goed met je?” vroeg hij haar.

“Ja,” zei ze. “Het was gewoon eventjes een schok.”

“Nou, pas goed op jezelf.”

“Bedankt.”

Ze beëindigde het gesprek zonder op antwoord te wachten. Ze liet de telefoon terug op de tafel vallen, naast de kopietjes van de Bijbelse passages die ze van de palen hadden ontcijferd. Ze las ze steeds opnieuw, maar vond niets nieuws. Ze keek toen naar de landkaart die op de achterste bladzijden van de Bijbel had gezeten en de ruwe kaart die Nancy had gemaakt, met een lijst van alle mogelijke moord locaties. Het leek zo eenvoudig en goed in elkaar gezet.

En dat maakte Mackenzie ongemakkelijk. Daarom voelde ze de behoefte om te blijven graven, om de ​​waarheid te ontdekken die ze nog niet hadden gevonden. Ze dronk haar koffie en bestudeerde de dossiers alsof het een normale dag op kantoor was, terwijl ze zichzelf verloor in haar werk ondanks dat ze niet meer bij de zaak betrokken was.

*

Toen haar mobiele telefoon opnieuw afging, gaf het klokje op haar display 7:44 aan. Ze knipperde met haar ogen en wreef lichtelijk in shock over haar hoofd. Er waren bijna twee uur verstreken tussen het telefoontje van Ellington en deze oproep, maar het voelde nog lang niet zo lang.

Ze was in de war toen ze de naam van Nelson op de display zag. Ze lachte cynisch en terwijl ze de telefoon opnam vroeg ze zich af wat ze nu weer had gedaan dat verdere straf zou rechtvaardigen.

Ze antwoordde, haar ogen dwaalden af naar het raam en de nacht buiten. Was de moordenaar gereed om zijn volgende slachtoffer aan te vallen? Of was hij al bezig?

“Je bent de laatste persoon van wie ik had verwacht nog te horen,” zei Mackenzie

“White, hou je mond en luister heel goed naar me," zei Nelson. Zijn stem was zacht en bijna vriendelijk, iets wat ze nog nooit eerder bij hem had gehoord.

“Oké,” zei ze, onzeker over ze zijn toon en deze instructie moest interpreteren.

“Twintig minuten geleden heeft officier Patrick een man op de Rijksweg 411 aangehouden. Hij reed in een oude, rode Toyota pick-up. Er lag een Bijbel op de passagiersstoel, en strengen touw op de grond. Deze man, Glenn Hooks, is een pastoor in een kleine baptistenkerk in Bentley. Hier is de kicker: er waren acht passages gemarkeerd in zijn Bijbel. Een van hen had te maken met de Zes Steden van Toevlucht. “

“Mijn God,” ademde Mackenzie.

“Patrick heeft de man nog niet gearresteerd, maar stond erop dat de man naar het bureau kwam. Hij stribbelde behoorlijk tegen maar Patrick heeft hem. Ze zijn nu onderweg. Ondertussen heb ik al een andere eenheid naar zijn huis gestuurd om te kijken of ze iets verdachts kunnen vinden.”

“Oké,” was alles wat Mackenzie weer kon zeggen.

“De Rijkspolitie weet hier niets van,” ging Nelson verder. “Tussen ons gezegd en gezwegen, dat is op mijn verzoek. Ik wilde deze man eerst zelf verhoren, voordat de Rijkspolitie erbij betrokken wordt. Ik heb zojuist met Patrick gesproken. Ze zijn over ongeveer tien minuten op het Bureau. Ik wil dat jij de man hier ondervraagt. En je moet het snel doen, omdat ik niet weet hoe lang we de jongens van de Rijkspolitie aan het lijntje kunnen houden. Misschien heb je maar twintig of dertig minuten, voordat ik je weer hieruit moet halen.”

“Denk je echt dat dit een goed idee is, na alles wat je me op kantoor hebt verteld?”

“Nee, het is geen goed idee,” zei Nelson. “Maar het is het enige wat ik nu heb. Ik weet dat ik je minder dan vijf uur geleden naar huis heb gestuurd, maar dit is geen verzoek, dit is een opdracht. Je bent nog steeds officieel van de zaak af. Dat verandert niet. Dit gebeurt onder de tafel. Ik heb je nodig, White. Hoor je me?"

Ze had zich nog nooit zo respectloos en toch gewaardeerd gevoeld. Haar hart begon van opwinding sneller te kloppen, maar het werd ondersteund door de woede die het grootste deel van de middag bezit van haar had genomen.

Denk eraan, dacht ze. Het gaat er niet om, om indruk te maken op iemand. Dit gaat niet over goed of fout zijn, of er goed uitzien. Dit gaat over je werk doen en een man die vrouwen martelt en vermoordt achter de tralies te zetten.

“White?!” snauwde Nelson.

Ze keek naar de koffietafel en zag de foto's. De vrouwen die van hun waardigheid waren beroofd, geterroriseerd, geslagen en gedood. Ze was hun gerechtigheid verschuldigd. Ze was hun families een soort rust verschuldigd.

Mackenzie greep de telefoon stevig vast, en zei met de stalen blik van vastberadenheid op haar gezicht:

“Ik ben er over een kwartier.”

HOOFDSTUK NEGEN EN TWINTIG

Toen Mackenzie op het Bureau aankwam, stonden er twee officieren bij de voordeur op haar te wachten. Ze was blij verrast te zien dat Porter één van hen was. Hij gaf haar een veelzeggende glimlach toen ze aan kwam lopen, en zonder een woord te zeggen openden de mannen de deuren voor haar en leidde haar naar binnen. Ze hadden nog geen drie stappen in het Bureau gezet toen Mackenzie besefte dat Porter en de andere officier als een schild fungeerden. Ze liepen aan weerszijden van haar en in een hoog tempo, haar afschermend voor het geval iemand op het Bureau haar zou zien en misschien problemen wilde veroorzaken.

Snel bereikten ze de grote hal waar ze Nelson buiten de verhoorkamer zag staan. Hij ging rechtop staan ​​toen hij hen zag aankomen en Mackenzie zag dat hij er vreselijk gestresst uitzag, alsof hij elk moment als een raket zou kunnen wegschieten.

“Bedankt,” zei hij toen ze hem bereikten.

“Geen probleem,” zei Mackenzie.

Nelson gaf Porter en de andere officier een kort knikje en deze vertrokken direct. Na een stap te hebben gezet, draaide Porter zich echter om en fluisterde. “Verdomd goed werk,” zei hij met dezelfde glimlach die hij haar ook bij de voordeur had laten zien.

Als antwoord knikte ze, en glimlachte terug. Daarna liepen de officieren verder de gang door, terug naar de voorkant van het gebouw.

“Oké,” zei Nelson. “Die Hooks-kerel, hij is vooral coöperatief. Hij is bang en nerveus. Hij praat veel en heeft nog niet om een advocaat gevraagd. Dus push hem niet te hard en misschien komen we er uit zonder dat er een advocaat opdraaft die alles tegenhoudt.”

“Oké.”

“Wij kijken toe in de beoordelingskamer, dus als er iets misgaat, kan iemand daar in minder dan tien seconden zijn. Alles in orde?”

“Ja, prima.”

Nelson gaf haar een geruststellend schouderklopje en opende daarna de deur voor haar. Tot haar verbazing liep Nelson weg van de verhoorkamer en de gang door richting de beoordelingskamer. Mackenzie keek even naar de open deur voordat ze binnen stapte.

Hij is daarbinnen, dacht ze. De Vogelverschrikker Moordenaar zit daar.

Toen ze de verhoorkamer binnenliep, maakte de man aan de kleine tafel in het midden van de kamer een vreemde reeks emoties door; eerst ging hij als een stijve plank rechtop zitten, daarna verscheen een frons op zijn gezicht, gevolgd door verwarring en uiteindelijk een vaag soort opluchting.

Mackenzie maakte een soortgelijke reeks emoties door toen ze de moordenaar voor het eerst zag. Hij leek begin vijftig jaar, zijn haar was grijs rond de slapen, en de lijnen van leeftijd begonnen zich in zijn gezicht te vertonen. Hij was mager en tamelijk lang. Hij keek haar aan met diepbruine ogen die gemakkelijk te lezen waren: hij was bang en diep in de war.

“Hallo, mijnheer Hooks,” zei ze. “Mijn naam is rechercheur White. Ik denk dat wanneer u voor mij een paar vragen zo eerlijk mogelijk beantwoordt, u hier vrij snel mag vertrekken. Er is mij verteld dat u tot nu toe goed hebt meegewerkt, dus laten we dit voortzetten, oké?”

Hij knikte. “Dit is allemaal een enorm misverstand,” zei Hooks. “Ze denken dat ik die drie vrouwen heb vermoord. Ze denken dat ik die Vogelverschrikker Moordenaar ben.”

“ En dat bent u niet?” vroeg Mackenzie.

“Natuurlijk ben ik dat niet! Ik ben predikant in de Baptistische Kerk van de Heilige Genade.

"Dat is mij is verteld," zei Mackenzie. “De Bijbel in uw pick-up was gemarkeerd op verschillende passages. Eén daarvan is nauw verbonden met de zaak van de Vogelverschrikker Moorden.”'

“Ja, dat is wat de andere officieren ook zeiden. De Steden van Toevlucht, klopt dat?”

Mackenzie nam even de tijd om zich opnieuw een houding te geven. Ze was pissig dat iemand hun troef al had uitgespeeld en Hooks had verteld over het verband met de Steden van Toevlucht. Ze zou een andere invalshoek moeten proberen. Het enige dat ze zeker wist, was dat haar gevoel haar impliciet vertelde dat Hooks zeker niet de Vogelverschrikker Moordenaar was. De angst in zijn ogen was oprecht en vertelden, wat haar betrof, alles wat ze moesten weten.

“Hoe zit het met de stukken touw die we op de vloer van uw auto hebben gevonden?”

"De vakantie van onze Bijbelschool is over twee weken,” zei Hooks. “De stukken touw zijn overgebleven na het maken van de toneel decoraties. We hebben dit jaar een jungle-thema en we hebben het touw gebruikt voor wijnstokken en een kleine nep-hangbrug.”

 

“En waar is uw kerk gevestigd?”

“Op snelweg 33.”

“En die loopt parallel aan de Rijksweg 411, correct?”

Ja, dat klopt.”

Mackenzie moest zich even van Hooks wegdraaien om de uitdrukking op haar gezicht te verbergen. Hoe hadden Nelson en zijn huichelachtige officieren zo blind en stom kunnen zijn? Hadden ze dan niks onderzocht voordat ze deze arme man binnen hadden gebracht?

Toen ze zichzelf weer onder controle had, keerde ze zich weer naar hem toe en deed haar best om hem niet te laten merken dat ze er al van overtuigd was dat hij niet de moordenaar was.

“Waarom had u de passage over de vrijsteden gemarkeerd?”

“Ik ben van plan er over drie of vier weken over te prediken.”

“Mag ik vragen waarom?” vroeg Mackenzie.

“Het gaat om het bespreekbaar maken van het begaan van zonde, maar op zo een manier dat het de gemeenschap niet voor het hoofd stoot. We zondigen allemaal, weet u. Zelfs ik. Zelfs de meest vrome mens. Maar veel mensen worden opgevoed met het geloof dat zonde eeuwige verdoemenis betekent, en de zes vrijsteden zijn een geweldige illustratie van Gods vergiffenis van zonde. Ze gaan allemaal over de mate van zonde. Ze waren vooral bedoeld voor degenen die onbedoelde moord hadden gepleegd. Niet alle zonden zijn hetzelfde. En zelfs degenen die iemand vermoord hebben, wanneer dat onbedoeld is gebeurd, kunnen worden vergeven.”

Mackenzie dacht hier even over na en voelde dat haar hersenen overuren maakten terwijl ze naar verbanden zocht. Er was iets, maar het was nog niet duidelijk wat.

“Nog een laatste vraag, meneer Hooks,” zei ze. “Uw Toyota is vrij oud. Hoe lang heeft u deze al?”

Hooks dacht even na en haalde zijn schouders op. “Een jaar of acht. Ik heb hem tweedehands overgenomen van een lid van onze kerkelijke gemeenschap.”

“ Heeft u er ooit hout in vervoerd?"

“Ja. Vorige week had ik meerdere platen multiplex in de auto gehad voor de decoraties. En van tijd tot tijd help ik mensen in de winter brandhout te verzamelen en bij hun thuis af te leveren.”

“Nooit iets anders?”

“Nee. Niet dat ik me kan herinneren.”

“Hartelijk dank, mijnheer Hooks. U bent erg behulpzaam geweest. Ik heb er alle vertrouwen in dat u hier zo weg bent.”

Hij knikte, nog steeds verward. Mackenzie wierp hem een ​​laatste blik toe terwijl ze de kamer verliet en de deur achter zich dichttrok. Op het moment dat ze buiten de verhoorkamer was, kwam Nelson een paar deuren verderop de beoordelingskamer uit. Hij zag er zenuwachtig uit toen hij haar naderde, en ze voelde de spanning in golven van hem afkomen.

“Nou, dat was snel,” zei hij.

“Hij is niet de moordenaar,” zei Mackenzie.

“En hoe weet je dat in godsnaam zo zeker?” vroeg hij.

“Met alle respect, mijnheer, hebben jullie hem überhaupt naar het touw gevraagd?”

Ja, dat hebben we gedaan,” snauwde Nelson. “Hij kwam met een verhaal op de proppen over dat hij die nodig had gehad voor de vakantie van de Bijbelschool in zijn kerk.”

“Heeft iemand de moeite genomen om dat te controleren?”

“Ik verwacht elk moment een telefoontje,” zei hij. “Ik heb ongeveer een half uur geleden een auto erop af gestuurd.”

“Mijnheer, zijn kerk ligt op ongeveer een kwartier rijden van de locatie in kwestie. Hij zei dat hij plannen had om binnenkort over de Steden van Toevlucht te prediken.”

“Lijkt handig, nietwaar?”

“Dat is zo,” zei ze. “Maar sinds wanneer is een dergelijke zwakke aanwijzing genoeg grond voor een arrestatie?”

Nelson keek haar boos aan en legde zijn handen op zijn heupen. “Ik wist dat het een vergissing was om je binnen te brengen. Ben je vastbesloten dit zo lang mogelijk te doen? Wil je de aandacht, zodat je in de krantenkoppen kunt blijven?“

Mackenzie kon er niets aan doen. Haar woede groeide en ze deed een stap naar voren. “Vertel me alsjeblieft dat je dit slechts uit frustratie zegt,” zei ze. “Ik zou graag willen geloven dat je slimmer bent dan zoiets te denken.”

“Let op je woorden, Mackenzie,” zei hij. “Op dit moment ben je net van deze zaak af gezet. Nog één keer en ik zal je voor onbepaalde tijd schorsen.”

Er viel een gespannen stilte tussen hen die slechts drie seconden duurde, onderbroken door het rinkelen van Nelson's mobiele telefoon. Hij verbrak zijn blik met Mackenzie, keerde haar de rug toe en beantwoordde zijn telefoon.

Mackenzie bleef staan en luisterde naar zijn einde van het gesprek, in de hoop dat waar het telefoontje ook over ging, het zou kunnen helpen de zaak op te lossen en Pastoor Hooks vrijuit zou gaan..

“Wat is er?” vroeg Nelson, nog steeds met zijn rug naar Mackenzie. “Ja? Oké ... weet je het zeker? Nou shit. Ja ... ik snap het.”

Toen Nelson zich omdraaide leek het of hij zijn mobiele telefoon door de gang wilde gooien. Zijn wangen hadden een felrode kleur en hij zag er volledig verslagen uit.

“Wat is er?” vroeg Mackenzie.

Nelson aarzelde, keek naar het plafond en slaakte een zucht. Het was de houding van iemand die op het punt stond een flinke portie trots in te slikken.

“Het touw in zijn pick-up komt exact overeen met het touw dat werd gebruikt om die toneeldecors te maken voor de Bijbelschool van de Baptisten Kerk. Sterker nog, er zijn papieren en handgeschreven notities aangetroffen in een klein kantoortje achterin de kerk die aantonen dat Hooks inderdaad een preek over de Steden van Toevlucht aan het voorbereiden is.

Ze had moeite om geen commentaar te geven over hoe hij en zijn officieren het mis hadden gehad, hoe ze zo graag deze zaak hadden willen afronden zonder de hulp van de Rijkspolitie of de FBI, dat ze een man hadden gearresteerd die het zeker niet had verdiend om in de boeien geslagen te worden.

“Dus hij is goed om te gaan?” zei Mackenzie.

“Ja. Hij mag weer vertrekken.”

Ze glimlachte minzaam. “Ga jij het hem vertellen, of moet ik dat doen?”

Nelson zag eruit alsof zijn hoofd elk moment zou kunnen ontploffen. “Doe jij het,” zei hij. “En wanneer je dat gedaan hebt, vertrek dan alsjeblieft zo snel mogelijk. Het is misschien het beste dat jij en ik elkaar een dag of wat niet spreken.”

Graag dacht ze.

Ze keerde terug naar de verhoorkamer, blij dat ze uit het zicht van Nelson was. Toen ze de deur achter zich dichttrok, keek Hooks hoopvol naar haar op met die donkerbruine ogen.

“U bent vrij om te gaan.”

Hij knikte dankbaar, haalde diep adem en zei: “Bedankt.”

“Zou u het heel erg vinden om toch nog een vraag voor mij te beantwoorden?” vroeg ze.

“Geen enkel probleem."

“Waarom zou God steden aanwijzen waar zondaars naartoe kunnen ontsnappen? Is het niet Gods taak om zondaars te straffen?”

"Dat staat ter discussie. Mijn eigen overtuiging is dat God zijn kinderen wilde zien slagen. Hij wilde hen de kans geven om bij Hem te komen.”

“En deze zondaars geloofden dat ze God in deze steden zouden kunnen vinden? Ze dachten dat ze daar vergiffenis van Hem konden krijgen?”

“In zekere zin wel. Maar ze wisten ook dat God in het centrum van alle dingen staat. Het was gewoon aan hen om Hem te zoeken. En deze steden waren de aangewezen plaatsen om dat te doen.”

Mackenzie dacht hierover na terwijl ze naar de deur liep. Ze hielp Hooks door de procedures van het uitchecken, maar haar geest was ergens anders mee bezig. Ze dacht aan de zes steden in een cirkel en hoe een soms strenge maar uiteindelijk vergevende God het allemaal overzag.

Hoe had Hooks het ook alweer gezegd?

Maar ze wisten ook dat God in het centrum van alle dingen staat.

Opeens had Mackenzie het gevoel dat er een sluier over haar gezicht was verwijderd. Die ene opmerking die in haar hoofd bleef hangen, maakte de verbinding die ze in de verhoorkamer bijna had gemaakt.

Vijf minuten later spoedde ze zich terug naar huis, en liet die ene gedachte over alle uithoeken van haar geest spoelen.

God staat centraal in alle dingen.

De klok op haar dashboard stond om 8:46, maar Mackenzie wist dat haar nacht net was begonnen.

Omdat, als ze gelijk had, ze wist hoe ze kon uitvinden waar de moordenaar woonde.