Za darmo

Mei-droom

Tekst
0
Recenzje
iOSAndroidWindows Phone
Gdzie wysłać link do aplikacji?
Nie zamykaj tego okna, dopóki nie wprowadzisz kodu na urządzeniu mobilnym
Ponów próbęLink został wysłany

Na prośbę właściciela praw autorskich ta książka nie jest dostępna do pobrania jako plik.

Można ją jednak przeczytać w naszych aplikacjach mobilnych (nawet bez połączenia z internetem) oraz online w witrynie LitRes.

Oznacz jako przeczytane
Czcionka:Mniejsze АаWiększe Aa

ZESDE TOONEEL

Terwijl Mei bij de laatste woorden van het laatste couplet het eerste koord weer ter hand neemt, rijzen uit het nest de ZEVEN DEUGDEN en zetten zich op den rand; – daarbij spreiden de zes gehuwden, ieder meer naar voren tredend, de koorden straalsgewijze uit (zoodat Mei blijft staan en de voorste man op het voorste plan komt). – Een algemeene en plotselinge beweging naar het nest ontwikkelt zich met de muziek: – het kwartet snelt er heen en knielt vóór den eersten straal (tusschen Mei en de eerste vrouw); de man en de vrouw rijzen op en willen, de vrouw vooraan, den heuvel afdalen, waarna zij aarzelt en omziende den man bij de hand vat; de kinders ontwaken, loopen onstuimig, tusschen de nog neerliggende jongeren, over het rozenkoord en blijven iets achter het kwartet in een halven kring vóór het nest geknield, waarbij zij hun hoofdje en vooruitgestrekte armpjes op de muziek (kindermotief) heen en weer bewegen; de jongelingen en meisjes rijzen dan op hunne beurt en dringen, met het rozenkoord omhoog geheven, voorbij en over de geknielde kinders, tot vóór het nest, doch nog achter het kwartet, waar ook zij knielen. – Dan begint (alles in ritmisch verband met de muziek) de teruggaande beweging even plotseling: – de jongeren laten de armen zakken, rijzen op en, zich omwendend, schijnen zij de lachende kinders met hun rozenkoord in een vaart mede te trekken naar den heuvel, waar alles zich in den vorigen stand herstelt; de man en de vrouw, van wie de laatste den eerste, zijn hand met haar beide handen omvattende, bij het achterwaarts wijken is voorgegaan, zinken evenzoo terug, waarbij thans de man, op den rechterarm over den schoot van de vrouw geleund en de linkerarm achter-naast zich neerhangend, met het hoofd tegen haar borst rust, en de vrouw zich zittende op de beide achterwaartsche armen stut. – Uit de dartel teruggaande beweging groeit een zachter muziek, waarbij het kwartet, dat mede was opgerezen en weifelend was blijven staan, aanvangt te dansen, telkens tusschen de open stralen een der deugden naderend en weer wijkende.

DANS

Begonnen bij de voorste deugd (dus vóór het buitenste koord), eindigen zij tusschen de koorden van Mei en de eerste vrouw, waar thans de beide paren, het eene met de hand op elkanders schouders, het andere knielende op een knie, een trede vormen voor de deugd, die, zich op den rand van het nest wendende, daarvan neerdaalt en tot vóór de vier schalen naar den heuvel schrijdt. – Het kwartet volgt de deugd tot buiten de koorden, terwijl de eerste vrouw, tot dan naar Mei gekeerd, zich omwendt naar den eersten man. – Nadat de deugd gesproken heeft, haalt het kwartet evenzoo de volgende af, waarna de eerste vrouw haar koord aan Mei overgeeft, de deugd met het kwartet een stap volgt, en op het tweede plan achter Mei gaat staan, die een stap naar voren komt. Zoo vervolgende staat Mei ten slotte met de zeven omloofde koorden in de handen op het voorplan en de groep van zes gehuwden op het tweede plan. –

De zeven deugden zijn in zeer licht blauw lang en los gewaad, waaronder bloote voeten, met elk een garf bloemen als zinnebeeld, hetwelk zich in den haartooi sober herhalen kan. – Nadat de eerste deugd gesproken heeft, neemt zij haar garf in den rechterarm en blijft rechts naast de achterste schaal staan; nadat de tweede gesproken heeft, neemt deze haar garf in den linkerarm, – beiden vatten dan de lichtende schaal op en treden naar links.

GEESTDRIFT

met een garf hoog opstaande roode papavers

 
Ik ben de geestdrift, die naar wijde
Einders van verre vrijheid drijft,
Die 't stormend hart bestookt tot strijden
Voor 't doel, dat ze aan den hemel schrijft.
 
BEZONNENHEID

met een bundel korenhalmen, waarvan afhangen roze en witte heggewinden

 
Ik ben bezonnenheid, die daden
En woorden weegt in 't vroom verstand,
En uit haar hemel zacht-beraden
Hen neerschrijft in een klaar verband.
 
IJVER

met een plok gras vol paardenbloemen

 
Ik ben de ijver, ben het streven.
Dat woelend door de dagen knaagt,
Dat naarstig door het jagend leven
Een dichte vracht van plichten draagt.
 
GEDULD

met witte waterlelies op den arm, waarbij de groote groene bladen neerhangen

 
Ik ben geduld, dat leerde beiden,
En in een kolk van stil gedacht,
Ternauw bewogen door het lijden,
Aan de'oever van het leven wacht.
 
KENNIS

met omhoog staande zonnebloemen

 
Ik ben de kennis, die door 't duister
Heelal haar stralen openspreidt,
Tot zij bij 't licht van de'eigen luister
Der wereld luister onderscheidt.
 
SCHOONHEID

met een garf neerhangende groote roode rozen

 
Ik ben de schoonheid, zij die zwijgend
Al 't hemellicht weer samenbindt
En, in een glimlach nederzijgend,
't Geluk op aarde wedervindt.
 
LIEFDE

met een grooten bloeienden rozerooden meidoorntak

 
Ik ben de liefde – in mij ademt
Wat ik ten doop aan 't leven hield, –
Ik ben het, die het al omvademt –
Ik ben het, die het al bezielt!
 

Na de laatste woorden, waaruit de muziek ontluikt, werpt zij den meidoorntak den man en de vrouw in den schoot en neemt met beide handen de laatste schaal, waarmede zij naar het midden-voorplan treedt. De andere deugden reien zich hier om haar, terwijl het kwartet, elkaars handen vattend, zich ter zijde op het linker-voorplan schaart.

Inne książki tego autora