Czytaj książkę: «Stress En Trauma In Tijden Van Pandemie»
Stress en Trauma
in Tijden van Pandemie
Juan Moisés de la Serna
Paul Valent
Jacobus Van Ederen Vertaler
Editorial Tektime
2021
Originele titel: “Stress and Trauma in Pandemic Times”
Auteurs: Juan Moisés de la Serna & Paul Valent
Vertaling: Jos van Ederen
Eerste editie: March 2021
© Juan Moisés de la Serna, 2021
© Tektime Editions, 2021
All rights reserved
Distributed by Tektime
https://www.traduzionelibri.it
De gehele of gedeeltelijke reproductie van dit boek, alsmede het opnemen ervan in een computersysteem, alsmede het overdragen ervan in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, is niet toegestaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De schending van voornoemde rechten kan een misdrijf tegen het intellectuele eigendom vormen (Art. 270 en volgende van het Wetboek van Strafrecht).
Neem contact op met het CEDRO (Spaans Centrum voor Reprografische Rechten) als u een fragment van dit werk wilt fotokopiëren of scannen. U kunt contact opnemen met CEDRO via de website www.conlicencia.com of per telefoon op: 91-702-19-70 /93 272 04 47.
Over de auteurs:
Paul Valent
Paul Valent is geboren in Bratislava, Slowakije in 1938. Hij en zijn ouders overleefden de Holocaust in Hongarije. In 1949 emigreerde het gezin naar Australië.
Valent voltooide zijn studie geneeskunde in 1962, en zijn studie psychiatrie in Londen in 1967. Terug in Australië werkte Valent vanaf 1970 op de afdelingen spoedeisendehulp van grote ziekenhuizen en in een privépraktijk tot 2002.
Hij ontwikkelde speciale interesses in psychosomatische geneeskunde, en stress en trauma. Hij stichtte de Australasian Society for Traumatic Stress Studies en werd hier later voorzitter van. Hij was ook oprichter en voorzitter van de Child Survivors of the Holocaust groep in Melbourne.
Valent heeft talrijke boeken, artikelen en hoofdstukken geschreven over psychotherapie en trauma (www.paulvalent.com). Zijn laatste werk was Mental Health in the Times of the Pandemic, een voorloper van dit boek.
Juan Moisés de la Serna
Juan Moisés de la Serna heeft een PhD in Psychologie en een master in Neuroscience and Behavioral Biology. Online Adjunct Faculteit.
Tegenwoordig richt zijn onderzoek zich op Potentiële Factoren die COVID-19 beïnvloeden, en Psychologische en Neurologische complicaties op de korte en lange termijn na SARS-CoV-2 infectie bij mensen.
In de database van researchgate.net, was hij de meest gelezen auteur in Spanje in 2020.
De populaire Spaanse wetenschapsschrijver de la Serna heeft meer dan dertig boeken gepubliceerd over psychologie en neurowetenschappen, waaronder AD; PD; ASD; ADHD; EQ; MSD; HiQ.
In 2020 schreef hij Psychological Aspects in time of Pandemic en A Psychological Perspective of the Health Personnel in Times of Pandemic.
Proloog
Er wordt vaak beweerd dat de COVID-19 pandemie zonder precedent is. Maar vanuit vogelperspectief vertoont zij overeenkomsten met andere pandemieën, zelfs met andere ziekten, en met andere stresssituaties en trauma’s. In feite werpt elke situatie van stress en trauma licht op alle andere.
We staan op de vooravond van een wetenschap op het gebied van stress en trauma. In dit boek geven we aan hoe de huidige pandemie met die wetenschap verweven is, en er zowel voordeel uit haalt als er aan bijdraagt. Met andere woorden, hoewel in deze pandemie iedere persoon en gemeenschap het gevoel heeft dat hun lijden uniek is, overlappen ze in feite met andere gebieden van lijden die onze collectieve kennis ten goede kunnen komen.
In dit boek zijn twee wetenschappers uit verschillende delen van de wereld samengekomen om hun kennis op het gebied van stress en trauma’s te bundelen en toe te passen, samen met hun huidige observaties, op het begrijpen van de pandemie.
Omdat alle traumatische situaties elkaar overlappen, zullen de lessen uit de pandemie ook andere situaties van stress en trauma ten goede komen. De inhoud van dit boek is dus relevant voor elke traumatische situatie.
Het boek is als volgt ingedeeld. Hoofdstuk 1 behandelt eerdere traumatische situaties, terwijl hoofdstuk 2 deze vergelijkt met de pandemie. Hoofdstuk 3 introduceert stress- en traumatermen en past deze toe op de pandemie. In de hoofdstukken 4 tot en met 6 wordt het scala aan stress- en traumaprocessen en de gevolgen daarvan verkend, van cellulair tot aan internationaal niveau.
Hoofdstuk 7 verkent de dialectiek tussen dood en veerkracht, terwijl hoofdstuk 8 een samenvatting geeft van de voorgaande hoofdstukken. Tenslotte past hoofdstuk 9 het begrijpen van stress en trauma toe op de verbetering en behandeling van de gevolgen van COVID-19.
Opgedragen aan alle slachtoffers van de COVID-19 pandemie.
Index
Hoofdstuk I. Verschillende stress- en traumasituaties - rampen, oorlogen, Holocaust, enz.
Hoofdstuk II. De huidige wereldwijde gezondheidscrisis: is de pandemie een wereldwijde stress- en traumasituatie?
Hoofdstuk III. De taal van stress en trauma; de toepassing ervan op de pandemie.
Hoofdstuk IV. Beginnen met het begrijpen van de gevolgen van de pandemie
Hoofdstuk V. Processen die de gevolgen van de pandemie inzichtelijk maken.
Hoofdstuk VI. Gevolgen van een pandemie: van cellen tot internationale politiek
Hoofdstuk VII. Dood en veerkracht.
Hoofdstuk I. Verschillende stress- en traumasituaties - rampen, oorlogen, Holocaust, enz.
Paul Valent
Begin 2020 stak de COVID-19 pandemie de kop op. Goed, dachten we aanvankelijk, weer een coronavirus, niet erger dan andere verkoudheden en griepjes, zo hoopten en ontkenden we. Totdat het ons overspoelde, waarna we de aantallen geïnfecteerden en doden begonnen te tellen.
We waren niet bekend met pandemieën. Hoe konden de mensen daar mee omgaan? Was de pandemie te vergelijken met een natuurramp? Of was het een ziekte zoals andere, waarbij sommigen stierven en anderen ontsnapten of rouwend achterbleven? Was het vergelijkbaar met een infiltratie door een onzichtbare vijand? Of was de pandemie als een Bijbelse pestepidemie, net als vaker voorkomende branden, stormen en overstromingen, die een hebzuchtige wereld straffen?
Het was natuurlijk om te proberen dit onbekende gevaar te conceptualiseren volgens wat we al wisten. Het lag ook voor de hand om het gebrek aan wetenschappelijke gegevens op te vullen met magische gedachten.
In dit hoofdstuk besteden we aandacht aan andere situaties van grootschalige bedreiging van het leven en kijken we hoe hun kenmerken de huidige crisis overlappen en verduidelijken.
Verkeersdoden
In de VS sterven jaarlijks ongeveer 40.000 mensen ten gevolge van verkeersongevallen, en wereldwijd sterven er 1,25 miljoen. Daarnaast raken er wereldwijd 50.000.000 ernstig gewond. In zekere zin zijn verkeersdoden een laagwaardige chronische pandemie.
Verkeersdoden zijn een uitstekend voorbeeld van het vermijden en bagatelliseren van de psychologische aspecten van rampen. Historisch gezien werden klagende overlevenden beschuldigd van compensatieneurose, terwijl psychologische factoren bij de veroorzakers van ongevallen bijna volledig werden genegeerd.
In feite onthult nauwkeurig onderzoek van zowel slachtoffers als daders een grote verscheidenheid aan fysieke, psychologische en sociale disfuncties (Valent, 2007).
Natuurrampen
Natuurrampen zoals branden, overstromingen en aardbevingen zijn meestal kortdurende gebeurtenissen die slechts een klein deel van de bevolking bedreigen. Hulp van buitenaf stroomt dan ook snel binnen om de slachtoffers te ondersteunen.
Rampen zijn aantoonbaar de meest wetenschappelijk bestudeerde massatraumatische situaties. Zij hebben aangetoond dat traumatische gebeurtenissen zich in verschillende fasen manifesteren: pre-impact, impact, post-impact, herstel en wederopbouw. De reacties op rampen blijken ook door te werken naar secundaire slachtoffers zoals helpers en kinderen, en kunnen zelfs generaties lang doorwerken.
In het algemeen nemen de mortaliteit en morbiditeit als gevolg van allerlei ziekten toe in verhouding tot de ernst en duur van specifieke stresssituaties en trauma’s.
De aard van wat overlevenden, secundaire slachtoffers en gemeenschappen ervaren, varieert zeer sterk naargelang de fysieke, psychologische en sociale scenario’s.
Vroege onderzoekers vonden bijvoorbeeld symptomen die zo breed waren als het herbeleven van aspecten van rampen (PTSS), maar ook verwarring, apathie, verdriet, depressie, schuldgevoelens van overlevenden, schaamte, hopeloosheid, vervreemding, en strijd om betekenis.
Valent (1984, 1998) classificeerde na de Australische Ash Wednesday bosbranden deze gevarieerde reacties volgens biologische, psychologische en sociale manifestaties van instinctieve overlevingsdriften, variërend over tijd, plaats en personen, en variërend van instincten tot spirituele dimensies. Zo geloofde een man dat er een engel in de vlammen verscheen en dat zijn vleugels op het punt stonden hem te omhullen. Een jongen geloofde dat zijn boze moeder een heks was, en hij nam een magische pil om haar kwaad af te weren.
Rampen hebben duidelijk gemaakt dat helpers over het algemeen in tweede instantie worden getroffen, vooral als hun reddingspogingen mislukken. Helpers kunnen empathisch meeleven met het leed van slachtoffers of zich schuldig en beschaamd voelen omdat ze hen niet hebben kunnen helpen.
In de praktijk blijkt dat trauma’s van slachtoffers niet alleen op helpers, maar ook op familieleden en buurtbewoners afstralen, en zelfs generaties lang kunnen doorwerken.
Oorlogen
Oorlogen hebben, meer dan bij verkeersongevallen, aangetoond dat psychische symptomen bij soldaten absoluut onaanvaardbaar zijn en volledig worden ontkend.
Hun klachten werden behandeld als malengeren en lafheid. Toch gingen miljoenen soldaten, velen van hen gedecoreerd, eraan onderdoor, wat bewees dat iedereen kwetsbaar is voor extreme vormen van stress en trauma.
Hoewel de psychologische gevolgen van oorlogshandelingen al sinds de oude Grieken zijn opgetekend, werden pas in de 17e eeuw opwinding, “verbeelding”, gastro-intestinale symptomen, lusteloosheid, uitputting en depressie bij Zwitserse soldaten door Hofer samengevat in een syndroom dat hij melancholia noemde. Dit begrip bleef 150 jaar bestaan, totdat in de Amerikaanse Burgeroorlog heimwee naar huis en gebrek aan discipline (nostalgie genoemd) aan melancholie werden toegevoegd.
In de Eerste Wereldoorlog werden, na enige weerstand, in eerste instantie lichamelijke stress-symptomen vastgesteld, voornamelijk van het hart. Een prikkelbaar hart, neurocirculatoire asthenie en het inspanningssyndroom waren veel voorkomende diagnoses.
Shell shock werd hieraan toegevoegd, waarvan gedacht werd dat het een gevolg was van explosies die minimale hersenbeschadiging veroorzaakten. Uiteindelijk moesten zuiver traumatische psychologische aandoeningen worden erkend vanwege het massale aantal zenuwinzinkingen.
Het baanbrekende werk dat voortkwam uit de Eerste Wereldoorlog was Abram Kardiners (1941) The Traumatic Neuroses of War. Kardiner beschreef een zeer grote verscheidenheid aan symptomen die verband hielden met traumatische gebeurtenissen en die konden worden herbeleefd in nachtmerries en flashbacks. Ze konden gepaard gaan met andere neuroses en lichamelijke symptomen. Kardiner benadrukte dat alle symptomen betekenis hadden voor wat betreft vroegere trauma’s, zelfs als deze trauma’s onbewust waren.
Interessant is dat de zogenaamde Spaanse grieppandemie van 1918, die wereldwijd 50 miljoen mensen doodde en ook de strijders van de Eerste Wereldoorlog teisterde, niet werd genoemd bij de oorlogsslachtoffers aan beide kanten van het conflict, om iemands militaire kwetsbaarheid niet te onthullen. Dit was een schrijnend voorbeeld van hoe politieke krachten de erkenning en behandeling van pandemieën kunnen onderdrukken. De griep werd Spaans genoemd omdat Spanje, neutraal in de oorlog, de griep wel erkende.
In de Tweede Wereldoorlog moesten de lessen van de vorige oorlog opnieuw worden geleerd. Net als het trauma zelf, werden traumatische neurosen onderdrukt.
Dit is een waarschuwing dat de lessen van de huidige pandemie niet mogen worden vergeten.
Nadat de inzinkingen als gevolg van oorlogshandelingen eenmaal waren erkend, vloeide er een nieuw soort wetenschappelijk onderzoek uit voort. Hieruit bleek dat psychologische breakdowns samenhingen met de intensiteit en duur van de doodsdreiging en het aantal gesneuvelde kameraden. In eenheden die zwaar onder druk stonden, stortten alle soldaten uiteindelijk in. We leerden dat, ongeacht de sterke en kwetsbare punten van de persoon, iedereen uiteindelijk in kon storten.
De Tweede Wereldoorlog toonde het belang van het moreel aan. Het moreel bestond uit motivatie om belangrijke doelen te bereiken en vertrouwen in iemands vermogen om dat ook daadwerkelijk voor elkaar te krijgen.
Het bestond er ook uit dat iemands identiteit werd opgevat als deel uitmakend van een groep, waarbij de groep belangrijker was dan hijzelf. De groep was het lichaam, de leider het hoofd, en hijzelf een lichaamsdeel.
Het moreel was het tegengif voor de angst voor vernietiging.
Met het niet kunnen verwezenlijken van de doelen en het verlies van kameraden zakte het vertrouwen weg en trad demoralisatie in. De militaire groep verloor zijn esprit de corps. Individuen voelden zich zonder goede reden in de steek gelaten in een gevaarlijke wereld. Discipline stortte in, officieren werden gedood door hun mannen, en wreedheden vonden plaats.
Net als in de Eerste Wereldoorlog bevestigden Grinker en Spiegel (1945) Kardiners bevindingen over een breed scala van reacties bij getraumatiseerde soldaten. Zij verwezen naar ‘combat breakdown’ als ‘een voorbijtrekkende parade van elk type psychologisch en psychosomatisch symptoom, en onaangepast gedrag’. Of het nu ging om depressie, hysterie, somatische symptomen, fobie, etc., alle symptomen werden weer begrijpelijk in termen van traumatische incidenten die soldaten hadden doorstaan.
Bartemeier e.a. (1946) voegden aan de bevindingen van Grinker en Spiegel een soort definitief traumatisch beeld van de oorlog toe. Zij noemden het ‘gevechtsuitputting’. De kenmerken ervan waren vermoeidheid, traagheid, teruggetrokkenheid, somberheid, en verlies van concentratie en belangstelling. In zijn volle vorm zagen jonge soldaten eruit als oude mannen die liepen als automaten, totaal uitgeput, zwakbegaafd en apathisch.
Na de oorlog. Voor het eerst werd er veel aandacht besteed aan teruggekeerde soldaten. Het werd duidelijk dat bij veel soldaten de symptomen niet verdwenen na de strijd. Zij konden zelfs decennia lang onveranderd doorwerken. Bovendien konden de symptomen maanden of zelfs jaren na de oorlog tot uitbarsting komen. Nog steeds levend, konden symptomen uit de oorlog zich op den duur verweven met burgerlijke spanningen en trauma’s.
Professionals in de geestelijke gezondheidszorg. Voor het eerst werden ook de professionals in de geestelijke gezondheidszorg zelf aan observatie onderworpen. Men ontdekte dat de meeste psychiaters zichzelf zagen als onderdeel van de oorlogsinspanningen. Ze ontkenden inzinkingen; in plaats daarvan spoorden ze soldaten aan tot grotere inspanningen en gaven pejoratieve diagnoses zoals simulant als deze inspanningen faalden. Opnieuw zien we hoe machtspolitiek het wetenschappelijke mentale discours kan beïnvloeden.
De Vietnamoorlog. Bij een nederlaag uitte demoralisatie zich in slechte discipline, drugsverslaving, weigering om te vechten, moord op officieren en wreedheden. Subjectief voelden soldaten zich vervreemd, verdoofd, boos, schuldig, niet in staat om te vertrouwen en lief te hebben. Zij waren verstoken van een gevoel van rechtvaardigheid, moraal, betekenis en doel.
Van de teruggekeerden was 38% binnen zes maanden gescheiden. Een derde van alle federale gevangenen waren Vietnamveteranen. Toch werden opnieuw de gevolgen voor de geestelijke gezondheid van veteranen in doodsnood ontkend.
Uiteindelijk marcheerden ze met duizenden om erkenning te krijgen voor hun lijden. Pas toen kende de psychiatrische politiek hen een diagnose toe: posttraumatische stressstoornis (PTSS). Het bevatte een beperkte erkenning van al het leed dat de veteranen beleefden of onderdrukten.
Burgers in oorlogstijd. Hoewel hun omstandigheden verschillend waren, werden niettemin ook burgers bedreigd door dood en verwonding. De mate van geestelijk letsel hing af van omstandigheden die vergelijkbaar waren met die van soldaten: geloof en leiderschap, de mate en duur van de vernietiging, overwinning of nederlaag, en het aandeel van de bevolking en naasten dat gedood of gewond werd.
In de Londense Blitz was het moreel hoog, behalve bij de minderheid die zwaar getroffen was. De aard van hun psychische stoornis varieerde, zoals dat ook bij soldaten het geval was. In Hiroshima, na de ontploffing van de atoombom, leek de overlevende bevolking op soldaten met gevechtsuitputting.
Kinderen in oorlogstijd. Zelfs wanneer zij door volwassenen worden beschermd, ervaren kinderen toch bombardementen en chaos, en absorberen zij de angsten en emoties van volwassenen. De kwetsbaarheid van kinderen komt tot uiting in hun relatief hoge ziekte- en sterftecijfer in vergelijking met dat van volwassenen. Vooral wanneer de bescherming door de ouders wordt weggerukt, is het leed van kinderen extreem. Bij jonge kinderen overheersen psychosomatische en gedragsmatige symptomen bij het uiten van hun leed. Oudere kinderen hebben symptomen die vergelijkbaar zijn met die van volwassenen.
De Holocaust. De Holocaust was de meest totale en wijdverspreide vervolging van een volk in de geschiedenis. Het leidde tot de dood van zes miljoen Joden. De gevolgen van deze genocide zijn goed gedocumenteerd en worden nu al drie generaties lang gevolgd.
In de aanloop naar hun vernietiging zouden psychiatrische aandoeningen, zelfmoorden, hypertensie en angina zijn toegenomen. In concentratiekampen stierf tot de helft van de gevangenen gewoon binnen enkele weken.
Sommigen, mosselmannen genoemd, zweefden tussen leven en dood. Het waren uitgemergelde, oud uitziende mensen, emotioneel afgestompt, en cognitief deficiënt. Hun overlevingsreflexen verdwenen, en ze leken nog slechts op silhouetten van menselijkheid. De meesten stierven. Ze leken op mensen die aan gevechtsuitputting leden, maar ze waren getraumatiseerd op een ander, ultiem niveau.
Degenen die de Holocaust overleefden, deden dat door een combinatie van geluk en intense vastberadenheid, hoop en behoud van zingeving. Niettemin leden zij na de oorlog aan een reeks biologische, psychologische en sociale stoornissen. Gedurende de daaropvolgende decennia waren hun ziekte- en sterftecijfers hoger dan die van de rest van de bevolking.
Psychologische gevolgen van de Holocaust, hoe immens die ook waren, werden gedurende twee decennia opnieuw ontkend. In eerste instantie werden lichamelijke symptomen erkend. Uiteindelijk werd het duidelijk dat de overlevenden van de Holocaust leden aan een breed scala van symptomen en problemen.
Overlevenden werden gekweld door onoverbrugbare verliezen, schuldgevoelens om het overleven, woede, wanhoop, depressies, psychosomatische ziekten, en verlies van zin en doel. Zij probeerden betekenis te vinden door snel te trouwen, kinderen te krijgen en hard te werken.
Kinderen. Negentig procent (anderhalf miljoen) van de Joodse kinderen werden vermoord in de Holocaust. De meesten die overleefden werden gescheiden van hun ouders, verborgen door vreemden. De kinderen verdoofden hun gevoelens, waren uiterst gehoorzaam, en leefden van dag tot dag in afwachting van een wonderbaarlijk einde van hun lijden.
Darmowy fragment się skończył.