Joost van den Vondel
De complete werken van Joost van Vondel. / Met eene voorrede van H.J. Allard, leraar aan 't seminarie / te Kuilenburg
DE VADEREN,
OFTE
HET TWEEDE DEEL VANDE DERDE DAG
DER TWEEDER
1
1
Thans tweede.
WEKE,
VERVATENDE
2
2
Thans ver-of be-vattende.
ABRAHAMS OFFERANDE,
GEDICHT BY
3
3
door.
WIJLEN
DEN E. GUILLAUME DE SALUSTE, HEERE VAN BARTAS
4
4
Fransch edelman en dichter (1544-1590), in staats- en krijgsdienst van Hendrik IV, die, in twee zoogenoemde Weken, Schepping en Kindschheid der wereld beschreef, en voorts ettelijke andere gedichten van bijbelschen inhoud en in stichtelijken zin maakte. Zij werden (met uitzondering der beide brokken van Vondel) gezamenlijk vertaald door den Zwolschen boekdrukker en dichter Zacharias Heins (geboren te Antwerpen in 1570), en onder den titel van W. S. Heere van Bartas Werken, in 1621, door hem uitgegeven.
,
DE FENIKS VANDE FRANSCHE POËTEN
5
5
Deze, alom beaamde, uitspraak van den tijdgenoot, bewijst op nieuw de juistheid van Starings zeggen, dat "de naneef menig vonnis anders wijst" dan gene.
,
ENDE NU UIT HET FRANSCH IN NEDERDUITSCH VERTAALD
6
6
Wij laten deze navolgingen hier op de beide vorige fabel- en zede-rijmbundeltjens volgen, al werden de Vaderen een paar jaar vóór 't laatste gedrukt, in een door Van Lennep vermelde, afzonderlijke uitgave van 1616.—In 't boek van Heins, door Vondel tevens met een klinkdicht en een vers op zijn afbeelding vereerd (die wij hier beiden laten volgen), zagen zij voor de tweede maal het licht.
Klinkert
's Taals onkund' hield tot nog veel Nederlanders buiten,
Die in het Heiligdom
7
7
Dat der Poëzy.
der Franken
8
8
Franschen.
wilden gaan,
Alwaar Salustius stak lieflijk reukwerk aan,
En volgde 't heerschaar Gods met duizend orgelfluiten;
Maar Zacharias, als Hoogpriester, kwam ontsluiten
Dees kerk, beschilderd met der ouder Vadren daân,
Waarvan de geest getuigt in zijn geschreven blaân,
En huwde aan Bartas' stem den weerklank zijner luiten
9
9
Thans luit.
.
Nu geven wij niet toe de geesten van Brittanjen,
Den smekenden
10
10
vleyende, naar de oorspronkelijke beteekenis van 't woord (verg. 't Hoogd. schmeicheln).
Tuskaan, noch ook 't hoogmoedig Spanjen,
Noch wijken voor de praal van het Latijnsche volk:
Wie lust heeft den Gascon in Nederduitsch te hooren,
Die leez' dit Godlijk boek, en leen zijn heilige ooren
Aan Heins, die ons verstrekt eens grooten dichters tolk.
Zacharias Heins
Aldus aanschouwt hij 't licht, en gaat onze eeuw vercieren
En bergt zijn godlijk brein in heilige laurieren,
Die in zijn rijmen vloeit gelijk een gulde
11
11
Naar de Gewestelijk-Hollandsche wanspraak voor gulden, even als goude voor gouden.
beek,
En volgt Salustius in de een en de ander week.
Klink-veers,
OVER ABRAHAMS OFFERANDE
D' oud-vader zijnen zoon brengt, met bedroefder zielen
12
12
Thans bedroefde zich.
,
Op 't rijzende gebergte, op dat hij 't altaar sprengkt
13
13
Voor besprengt.
Met 't bloed zijns lieven kinds, en 't vuur 't koud lichaam schenkt;
Hij bindt hem de armen vast, en doet hem nederknielen.
De liefde 't vuur ontvonkt, om 't slacht-schaap te vernielen,
't Geloof, dat houdet
14
14
houdt het.
touw, daar 't lam mede is gestrengd
15
15
Voor gestrengeld, gebonden.
,
D' hoop 't staal den Vader langt
16
16
geeft.
, die fluks den slag aanbrengt.
De dood is al gereed om Izaks ziel te grielen
17
17
Rijmshalve, maar anders min gelukkig voor kapen (verg. grabbelen).
.
Maar 's Heeren engel (die om 's vromen leger waakt)
Abrahams arm verlet, en 't droevig treur-spel staakt
Van Vader en van Zoon, van twee bestorven
18
18
Dit bijv. n.w. is, uit een menschkundig en natuurlijk oogpunt, inderdaad wel zoo gelukkig gekozen, als dat, 'twelk Vondel er in een latere uitgave, met het oog op Abrahams geloofskracht en Izaäks onderwerping, voor in de plaats stelde: "twee onbestorven harten".
herten.
Nature bij geval van veers
19
19
Voor ver.
zag 't schouw-spel aan,
En riep: o, sterk geloof! wat durfdy niet bestaan:
Een Vader slacht zijn kind, en derf de dood uit-terten!
Anagramma
20
20
Letterkeer (naar den smaak der eeuw) van Vondels naam en voornaam.
:
DOOR EEN IS 'T NU VOLDAEN.
INHOUD
Dit stuk-werk vervat de verklaringe van 't gene Mozes verhaalt in 't 22. capittel Genesis: hoe God Abraham verzocht, ende hem beval zijne zone Izaäk te brengen op eenen berg, om aldaar geofferd, tot een Holocaustum, dat is: onthalsd, daarna ontledet
21
21
Thans ontleed.
, ende van zijnen vader Gode geofferd te worden. Onze dichter heeft zijn bedenkinge over zoo grooten geheimenisse, en teekent aan de voornaamste omstandigheden deszelfs: 1. stelt hij voor oogen, de goede onderwijzinge ende opvoedinge van Izaäk, Abrahams genegendheid nevens
22
22
Voor bij, omtrent, tot (verg. boven, bl. 68: "neffens Reinaart").
zoodanigen zone. 2. de verzoekinge van den waren God, de welke de zijne grondeert gantsch op andre wijze, als wel de Satan den Mensche; ende overmits men uit den tekst verstaat, dat de vader was bevolen zijnen zoon te offeren, 's daags te voren, eer hij trok op om Gode te gehoorzamen, zoo vertoont de dichter. 3. de groote aanvechtingen, die Abraham al den nacht in zijn gemoed hadde, in 't overdenken van 't gene hem belast was. Hier over worden dan wijdloopig voorgesteld alle de tegenwerpingen van de natuurlijke hertsneigingen, om Abraham af te keeren van Gods bevel te gehoorzamen; daarbij de verantwoordingen van den Geest Gods in zijn getrouwen dienstknecht, de welke overwinner blijft, besloten hebbende zijnen last te voldoen. 4. beschrijft hij zijn reize naar den berg, de nieu