Czytaj książkę: «Moord in het landhuis»

Czcionka:

MOORD IN HET LANDHUIS

(EEN LACEY DOYLE COZY MYSTERY – BOEK 1)

FIONA GRACE

Fiona Grace

Debutant Fiona Grace is de auteur van de LACEY DOYLE COZY MYSTERY-serie, die bestaat uit MOORD IN HET LANDHUIS (boek 1), DOOD EN EEN HOND (boek 2) en MISDAAD IN HET CAFÉ (boek 3). Fiona hoort graag van je, dus bezoek www.fionagraceauthor.com om gratis e-boeken te ontvangen, het laatste nieuws te horen en contact te houden.

Copyright © 2019 door Fiona Grace. Alle rechten voorbehouden. Behalve zoals toegestaan onder de US Copyright Act van 1976, mag geen enkel deel van deze publicatie gereproduceerd, gedistribueerd of verzonden worden in welke vorm of op welke manier dan ook, of opgeslagen in een database of zoeksysteem, zonder voorafgaande toestemming van de auteur. Dit e-boek is alleen voor persoonlijk gebruik gelicenseerd. Dit e-boek mag niet doorverkocht worden of worden weggegeven aan andere mensen. Als u dit boek met een andere persoon wilt delen, koop dan voor elke ontvanger een extra exemplaar. Als u dit boek leest en het niet hebt gekocht of het niet alleen voor uw gebruik is gekocht, stuur het dan terug en koop uw eigen exemplaar. Bedankt voor het respecteren van het harde werk van deze auteur. Dit is een fictief werk. Namen, personages, bedrijven, organisaties, plaatsen, evenementen en incidenten zijn ofwel het product van de verbeelding van de auteur of worden fictief gebruikt. Elke gelijkenis met werkelijke personen, levend of overleden, is geheel en al toevallig. Omslagbeeld: copyright Helen Hotson, gebruikt onder licentie van Shutterstock.com.

BOEKEN DOOR FIONA GRACE

LACEY DOYLE COZY MYSTERY

MOORD IN HET LANDHUIS (boek 1)

DOOD EN EEN HOND (boek 2)

MISDAAD IN HET CAFÉ (boek 3)

INHOUD

HOOFDSTUK EEN

HOOFDSTUK TWEE

HOOFDSTUK DRIE

HOOFDSTUK VIER

HOOFDSTUK VIJF

HOOFDSTUK ZES

HOOFDSTUK ZEVEN

HOOFDSTUK ACHT

HOOFDSTUK NEGEN

HOOFDSTUK TIEN

HOOFDSTUK ELF

HOOFDSTUK TWAALF

HOOFDSTUK DERTIEN

HOOFDSTUK VEERTIEN

HOOFDSTUK VIJFTIEN

HOOFDSTUK ZESTIEN

HOOFDSTUK ZEVENTIEN

HOOFDSTUK ACHTTIEN

HOOFDSTUK NEGENTIEN

HOOFDSTUK TWINTIG

HOOFDSTUK EENENTWINTIG

HOOFDSTUK TWEEËNTWINTIG

HOOFDSTUK DRIEËNTWINTIG

HOOFDSTUK VIERENTWINTIG

HOOFDSTUK VIJFENTWINTIG

HOOFDSTUK ZESENTWINTIG

HOOFDSTUK ZEVENENTWINTIG

HOOFDSTUK ACHTENTWINTIG

EPILOOG

HOOFDSTUK EEN

Geen schuld.

Dat is wat de scheidingspapieren verklaarden, in zwarte inkt en vetgedrukte tekst, een schril contrast tegen het wit van het papier.

Geen schuld.

Lacey zuchtte terwijl ze naar de documenten keek. De onschuldig ogende envelop was net bij de voordeur afgeleverd door een tiener met een gezicht vol puisten en een onverschillige houding, alsof het niets meer was dan een doos pizza. En hoewel Lacey meteen wist waarom ze een brief via een koerier ontving, had ze op dat moment niets gevoeld. Het was pas bij haar binnengekomen nadat ze op de bank in de woonkamer neer was geploft en de documenten uit de envelop had laten glijden. De cappuccino die ze bij het geluid van de deurbel op de salontafel had laten staan, stond nog steeds met kleine wolkjes te dampen.

Echtscheidingspapieren.

Scheiding.

Als reactie had ze geschreeuwd en de papieren op de grond gegooid, als iemand met een spinnenfobie die net een levende tarantula met de post had ontvangen.

En daar lagen ze nu nog, verspreid over het modieuze en extreem dure tapijt dat ze van haar baas Saskia van het interieurontwerpbureau waar ze werkte had gekregen. De woorden David Bishop versus Lacey Bishop staarden haar aan. Uit de onzinnige massa letters begonnen zich woorden voor haar ogen te vormen: ontbinding van het huwelijk, onverenigbare verschillen, geen schuld...

Ze pakte de papieren aarzelend op.

Dit was natuurlijk geen verrassing. David had namelijk hun veertienjarig huwelijk beëindigd met de uitroep: ‘Je hoort nog van mijn advocaat!’ Maar dat had Lacey toch niet kunnen voorbereiden op de emotionele gevolgen nu ze de documenten echt in bezit had. Het gevoel van hun gewicht, hun zwaarte en de aanblik van die vreselijke, brute, zwarte tekst die ‘geen schuld’ verklaarde.

Zo ging dat in New York. Echtscheidingen zonder schuld zijn minder rommelig, toch? Maar ‘geen schuld’ leek een beetje overdreven, vond Lacey. De fout lag volgens David sowieso helemaal bij haar. Negenendertig jaar en nog geen baby. Zelfs niet de minste nestdrang. Geen hormonale schommelingen bij het zien van de pasgeborenen van hun vrienden – wat er veel waren geweest, waardoor ze in een eindeloze stroom van leuke, zachte kleintjes had gezeten die totaal niets in haar hadden opgewekt.

‘Je bent een tikkende klok,’ had David op een avond bij een glas Merlot verklaard.

Wat hij eigenlijk bedoelde was natuurlijk: ‘Ons huwelijk is een tikkende tijdbom.’

Lacey zuchtte diep. Had ze dit maar geweten toen ze op haar vijfentwintigste met hem trouwde, in een zalige wervelwind van witte confetti en champagnebubbels: dat het feit dat ze haar carrière prioriteit gaf boven het moederschap als een boemerang bij haar terug zou komen.

Geen schuld. Ha!

Ze ging op zoek naar een pen, haar ledematen plotseling loodzwaar, en ze vond er een in de pot met sleutels. Alles waren nu tenminste ordelijk. Geen David meer die liep te zoeken naar zoekgeraakte schoenen, sleutels, portefeuilles of zonnebrillen. Tegenwoordig lag alles waar zij het had achtergelaten. Maar op dit moment voelde dat niet als een troost.

Ze ging terug naar de bank, met de pen in haar hand, en hield hem boven de stippellijn waar ze moest ondertekenen. Maar in plaats van met de pen het papier aan te raken, wachtte Lacey even. De pen zweefde nauwelijks een millimeter boven het lijntje, alsof er een soort onzichtbare barrière tussen de balpen en het papier zat. De woorden ‘echtelijke alimentatie clausule’ hadden haar aandacht getrokken.

Fronsend ging Lacey naar de juiste pagina en ze bekeek de clausule. Als de hoogste verdiener van hen twee, en de enige eigenaar van het appartement in Upper Eastside waarin ze momenteel zat, zou Lacey David een ‘vast bedrag’ moeten betalen voor ‘niet meer dan twee jaar’, zodat hij zijn nieuwe leven ‘op kon zetten’ op een ‘manier die consistent is met die waarop hij voorheen had geleefd’.

Lacey kon het niet helpen dat ze wrang begon te lachen. Hoe ironisch dat David van haar carrière profiteerde, precies datgene wat hun huwelijk überhaupt beëindigd had! Natuurlijk zou hij het niet zo zien. David zou het iets als ‘vergelding’ noemen. Hij was een voorvechter van balans, van eerlijkheid en evenwicht. Maar Lacey wist wat dat geld eigenlijk was. Genoegdoening. Wraak. Vergelding.

Een manier om twee keer door een boemerang geraakt te worden, dacht ze.

Ineens werd Lacey’s zicht wazig en verscheen er een vlek op haar achternaam, waardoor de inkt vervormde en het papier rimpelde. Een rebelse traan was uit haar oog gevallen. Ze veegde het schuldige oog agressief met de rug van haar hand af.

Ik moet mijn naam veranderen, dacht ze, terwijl ze naar het nu vervormde woord staarde. Weer terug naar mijn meisjesnaam.

Lacey Fay Bishop bestond niet meer. Uitgewist. Die naam was van de echtgenote van David Bishop en als ze eenmaal op de stippellijn tekende, dan zou ze die vrouw niet meer zijn. Ze was weer Lacey Fay Doyle geworden, een meisje dat ze sinds haar twintigste niet meer was geweest en een meisje dat ze zich nauwelijks herinnerde.

Maar de naam Doyle betekende nog minder voor Lacey dan de naam die ze de afgelopen veertien jaar van David had geleend. Haar vader was vertrokken toen ze zeven was, meteen na een verder heel leuke gezinsvakantie naar de idyllische badplaats Wilfordshire, in Engeland. Ze had hem sindsdien niet meer gezien. De ene dag zaten ze nog samen ijs te eten op een ruig, wild, winderig strand en de volgende dag was hij verdwenen.

En nu was ze net zo’n mislukkeling als haar ouders! Na al die tranen die ze in haar jeugd voor haar verdwenen vader had vergoten, al die boze beledigingen die ze als tiener naar haar moeders hoofd had geslingerd, was ze weggegaan en had ze alleen maar dezelfde fouten herhaald! Ze had gefaald in het huwelijk, net als zij. Het enige verschil, zo redeneerde Lacey, was dat haar falen geen nevenschade had. Haar scheiding zou geen twee radeloze, beschadigde dochters achterlaten.

Ze staarde weer naar dat verdomde lijntje. Het papier eiste ondertekend te worden. Maar toch treuzelde Lacey. Haar gedachten leken vast te zitten aan haar nieuwe naam.

Misschien laat ik mijn achternaam gewoon vallen, dacht ze wrang. Ik zou Lacey Fay kunnen heten, als een soort popster. Een gevoel van grote opwinding borrelde op in haar borst. Maar waarom zou ik het daarbij laten? Ik zou voor een paar dollar mijn naam kunnen veranderen in alles wat ik wil. Ik zou... Ze keek de kamer rond voor inspiratie, en haar blik vestigde zich op de nog onaangeroerde koffiemok op de tafel voor haar. Lacey Fay Cappuccino. Waarom niet? Prinses Lacey Fay Cappuccino!

Ze barstte in lachen uit, gooide haar glanzende donkere krullen naar achteren en schaterde naar het plafond. Maar het moment was van korte duur, het lachen stopte meteen weer zodra het was begonnen. In het verder lege appartement viel een stilte.

Lacey krabbelde snel haar handtekening op de scheidingspapieren. Het was klaar.

Ze nam een slok koffie. Die was koud geworden.

*

Zoals gebruikelijk stapte Lacey in de drukke metro, op weg naar het kantoor waar ze als assistent-interieurarchitect werkte. Hakken, handtas, geen oogcontact; Lacey was net als alle andere forensen. Alleen was ze dat natuurlijk niet. Omdat zij, van de half miljoen mensen die momenteel in de ochtendspits in de New Yorkse metro zaten, de enige was die die ochtend echtscheidingspapieren ontvangen had. Of dat was tenminste hoe ze zich voelde. Ze was het nieuwste lid van de Club van Zielige Gescheiden Vrouwen.

Lacey voelde de tranen komen. Ze schudde haar hoofd en dwong zichzelf om aan vrolijke dingen te denken. Haar gedachten gingen rechtstreeks naar Wilfordshire, naar dat vredige, wilde strand. In plotselinge, levendige beelden herinnerde Lacey zich de zee en de zoute lucht. De ijscowagen met zijn enge, harde melodie, en de warme frietjes; papa zei dat ze daar chips werden genoemd. Ze zaten in een bakje van piepschuim met een houten vorkje, en toen ze even niet oplette probeerden de zeemeeuwen ze te stelen. Ze dacht aan haar ouders, aan hun lachende gezichten tijdens die vakantie.

Was het allemaal een leugen geweest? Ze was pas zeven geweest, Naomi vier, niet oud genoeg om de nuances van de emoties van volwassenen echt op te vangen. Haar ouders waren er kennelijk goed in geweest om dingen te verbergen, omdat alles prima in orde was, totdat het van de ene op de andere dag allemaal verwoest was.

Ze hadden toen echt gelukkig geleken, dacht Lacey, maar voor de buitenwereld zagen zij en David er waarschijnlijk ook uit alsof ze alles hadden. En dat hadden ze ook. Een leuk appartement. Goedbetaalde, bevredigende banen. Een goede gezondheid. Alleen niet die verdomde baby’s die plotseling zo belangrijk voor David waren geworden. In feite was het bijna net zo plotseling als dat haar vader was vertrokken. Misschien was het een mannending. Een plotseling eureka-moment waarop je niet meer terug kon komen nadat de beslissing eenmaal was genomen, en dan werd alles wat in de weg stond tot de grond toe platgebrand, want waarom zou je iets intact laten?

Lacey stapte uit de metro en voegde zich bij de mensenmenigte die zich een weg door de straten van New York City baande. Ze had New York haar hele leven haar thuis genoemd. Maar nu leek het verstikkend. Ze was altijd dol geweest op de drukte, en vooral ook op de bedrijven. Zij wás New York. Maar nu voelde ze zich overweldigd door een verlangen naar een radicale verandering. Naar een nieuw begin.

Terwijl ze de laatste paar blokken naar haar kantoor liep, pakte ze haar mobieltje uit haar tas en belde Naomi. Haar zus antwoordde bij de eerste keer overgaan.

‘Alles goed, schat?’

Naomi had vol spanning op de echtscheidingspapieren gewacht, vandaar dat ze ondanks het vroege uur meteen opnam. Maar Lacey wilde het niet over de scheiding hebben.

‘Herinner je je Wilfordshire nog?’

‘Huh?’

Naomi klonk slaperig. Als de alleenstaande moeder van Frankie, ’s werelds meest onstuimige zevenjarige jongen, was dat te verwachten.

‘Wilfordshire. De laatste vakantie die we samen met mama en papa hebben gehad.’

Daarop volgde een ogenblik stilte.

‘Waarom vraag je dat?’

Net als hun moeder had Naomi met betrekking tot alle dingen die met papa te maken hadden de gelofte van stilte afgelegd. Zij was jonger geweest toen hij was vertrokken en ze verklaarde dat ze helemaal geen herinneringen aan hem had, dus waarom zou ze haar energie verspillen aan zich druk maken over zijn afwezigheid? Maar nadat ze een keer op een vrijdagavond iets te veel gedronken had, gaf ze toe dat ze hem zich levendig herinnerde, vaak over hem droomde en drie hele jaren aan wekelijkse therapiesessies had gehad, waarbij ze hem woedend de schuld had gegeven voor elk van haar mislukte relaties in haar volwassen leven. Naomi was op veertienjarige leeftijd op de carrousel van gepassioneerde, tumultueuze relaties gesprongen en was er nooit vanaf gekomen. Naomi’s liefdesleven maakte Lacey duizelig.

‘Ze zijn er. De papieren.’

‘O, schat. Wat naar voor je. Ben je... FRANKIE, ZET DAT NEER OF GOD STA ME BIJ!’

Lacey grimaste en haalde de telefoon van haar oor, terwijl Naomi een doodsbedreiging naar Frankie blafte als hij door zou gaan met wat het ook was wat hij niet mocht doen.

‘Sorry, schat,’ zei Naomi, haar stem weer op een normaal volume. ‘Gaat het wel?’

‘Prima, hoor.’ Lacey zweeg even. ‘Nee, eigenlijk niet. Ik voel me impulsief. Op een schaal van één tot tien: hoe gek zou het zijn om niet naar mijn werk te gaan maar de eerstvolgende vlucht naar Engeland te nemen?’

‘Eh, wat dacht je van élf? Ze zullen je ontslaan.’

‘Ik zal om persoonlijk verlof vragen.’

Lacey kon Naomi bijna met haar ogen horen rollen.

‘Aan Saskia? Serieus? Denk je dat ze je persoonlijke verlof zal geven? De vrouw die je vorig jaar met kerst heeft laten werken?’

Lacey vertrok van verwarring haar mond, een gebaar dat ze volgens haar moeder van haar vader had geërfd. ‘Ik moet iets doen, Naomi. Ik voel me verstikt.’ Ze trok aan de kraag van haar coltrui, die plotseling als een strop aanvoelde.

‘Logisch. Niemand neemt je dat kwalijk. Doe alleen niets overhaast. Ik bedoel, je hebt je carrière boven David gekozen. Zet hem dus niet nu op het spel.’

Lacey zweeg en door de verwarring fronste ze haar wenkbrauwen. Was dat hoe Naomi de situatie zag?

‘Ik heb mijn carrière niet boven hem verkózen. Hij stelde me een ultimatum.’

‘Zie het zoals je wilt, Lacey, alleen... FRANKIE! FRANKIE, IK ZWEER JE...

Lacey was bij haar kantoor aangekomen. Ze zuchtte. ‘Doeg, Naomi.’

Ze beëindigde het telefoongesprek en staarde naar het hoge bakstenen gebouw dat ze vijftien jaar van haar leven had gegeven. Vijftien jaar aan haar werk gegeven. Veertien jaar aan David. Het was nu toch wel tijd dat ze zichzelf iets gaf? Gewoon een kleine vakantie. Een reisje naar het verleden. Een week. Twee weken. Hooguit een maand.

Met een plotseling gevoel van vastberadenheid beende Lacey het gebouw binnen. Ze trof Saskia aan bij een computer terwijl ze bevelen naar een van de doodsbange stagiaires blafte. Voordat haar baas zelfs maar de kans kreeg om een woord tegen Lacey te zeggen, stak Lacey een hand op om haar tegen te houden.

‘Ik neem wat persoonlijk verlof op,’ zei ze.

Ze had nog net de tijd om Saskia te zien fronsen voordat ze zich op haar hielen omdraaide en via dezelfde weg weer naar buiten beende.

Vijf minuten later zat Lacey aan de telefoon om een vlucht naar Engeland te boeken.

HOOFDSTUK TWEE

‘Je bent officieel gek geworden, zus.’

‘Schat, je handelt irrationeel.’

‘Is alles goed met tante Lacey?’

De woorden van Naomi, mam en Frankie herhaalden zich in Lacey’s hoofd toen ze uit het vliegtuig op het asfalt van Heathrow Airport stapte. Misschien was ze niet goed snik geweest, om met de eerste vlucht uit JFK te vertrekken, zeven uur in een vliegtuig te zitten met niets anders dan haar tas, haar gedachten en een draagtas vol kleren en toiletartikelen die ze op het vliegveld had gekocht. Maar Saskia, New York en David de rug toekeren was een opwindend gevoel geweest. Het had haar een jong gevoel gegeven. Zorgeloos. Avontuurlijk. Dapper. In feite had het haar aan de Lacey Doyle herinnerd die ze VD was geweest, ‘Vóór David’.

Het nieuws aan haar familie vertellen dat ze zonder waarschuwing naar Engeland vertrok, met de telefoon op de luidspreker nota bene, was minder opwindend geweest, omdat geen van hen een filter leek te bezitten en ze alle drie dezelfde slechte gewoonte hadden om hardop te zeggen wat ze dachten.

‘Stel dat je ontslagen wordt?’ had mama gejammerd.

‘O, ze zal zeker ontslagen worden,’ had Naomi ingestemd.

‘Heeft tante Lacey een zenuwinzinking?’ had Frankie gevraagd.

Lacey zag voor zich hoe ze alle drie rond een vergadertafel zaten en hun best deden om haar bubbel te laten barsten. Maar dat was natuurlijk niet de realiteit van de situatie. Als haar naasten was het hun taak om haar de harde waarheden voor te schotelen. Wie anders zou het doen in dit nieuwe, onbekende ND-tijdperk, ‘Ná David’?

Lacey stak de ontvangsthal over en liep achter de rest van de vermoeide passagiers aan. De beroemde Engelse motregen hing in de lucht. Tot zover de lente. Terwijl het vocht haar haren liet kroezen, kreeg Lacey eindelijk tijd om na te denken. Maar er was nu geen weg terug meer, niet na een vlucht van zeven uur en de honderden dollars die van haar bankrekening waren afgeschreven.

De terminal was een enorm tuinkasachtig gebouw, geheel van staal en strak blauw getint glas, bekroond met een ultramodern gebogen dak. Lacey ging de glimmende, betegelde ruimte binnen, versierd met kubistische muurschilderingen gesponsord door de vreemd klinkende British Building Society, en ging in de rij voor de paspoortcontrole staan. Toen ze aan de beurt was, was de douanebeambte in het hokje een fronsende blonde vrouw met zwarte, getekende wenkbrauwen. Lacey overhandigde haar paspoort.

‘Reden van bezoek? Zaken of vakantie?’

Het accent van de douanebeambte was hard, ver van de zacht en vriendelijk sprekende Britse acteurs van haar favoriete talkshows waar Lacey zo van gecharmeerd was.

‘Ik ben op vakantie.’

‘Je hebt niet eens geen retourticket.’

Door de ongebruikelijke grammatica duurde het even voor Lacey’s brein om te begrijpen wat de vrouw eigenlijk zei. ‘Het is een vakantie voor onbepaalde tijd.’

De douanebeambte trok haar grote, zwarte wenkbrauwen op en haar frons veranderde in achterdocht. ‘Als je van plan bent om hier te werken, dan heb je een visum nodig.’

Lacey schudde haar hoofd. ‘Dat ben ik niet van plan. Het laatste wat ik hier kom doen is werken. Ik ben net gescheiden. Ik heb wat tijd en ruimte nodig om mijn hoofd leeg te maken, ijs te eten en slechte films te kijken.’

De gelaatstrekken van de douanebeambte werden onmiddellijk zachter van empathie, waardoor Lacey de duidelijke indruk kreeg dat ze ook een lid van de Club van Zielige Gescheiden Vrouwen was.

Ze gaf Lacey haar paspoort terug. ‘Geniet van je verblijf. En hoofd omhoog, oké?’

Lacey slikte de brok weg die zich in haar keel had gevormd, bedankte de douanebeambte en ging door naar de aankomsthal. Daar stonden verschillende groepjes mensen te wachten tot hun geliefden zouden verschijnen. Sommigen hielden ballonnen vast, anderen bloemen. Een groep heel blonde kinderen had een bordje met de tekst: ‘Welkom thuis mama! We hebben je gemist!’

Natuurlijk was er niemand om Lacey te begroeten, en terwijl ze door de drukke hal liep op weg naar de uitgang, dacht ze na over hoe ze nooit meer door David op een vliegveld begroet zou worden. Had ze het maar geweten toen ze van die zakenreis terugkwam – antieke vazen kopen in Milaan – dat dat de laatste keer zou zijn dat David haar op het vliegveld zou verrassen met een grijns op zijn gezicht en een grote bos kleurrijke margrieten in zijn armen. Dan zou ze er meer van genoten hebben.

Buiten hield Lacey een taxi aan. Het was zo’n typische zwarte Britse taxi, waarvan de aanblik haar onmiddellijk een steek van nostalgie bezorgde. Zij, Naomi en hun ouders hadden al die jaren geleden, tijdens die noodlottige, laatste familievakantie, ook in een zwarte taxi gereden.

‘Waar wil je heen?’ vroeg de gedrongen bestuurder, terwijl Lacey op de achterbank gleed.

‘Wilfordshire.’

Er ging even wat tijd voorbij. De bestuurder draaide zich nu helemaal naar haar om en keek haar aan met een diepe frons in zijn borstelige wenkbrauwen. ‘Weet je dat dat twee uur rijden is?’

Lacey knipperde met haar ogen, niet zeker wat hij haar probeerde te vertellen.

‘Dat is prima,’ zei ze, en ze haalde haar schouders een beetje op.

Hij zag er nog verbijsterder uit. ‘Je bent een Amerikaanse, toch? Nou, ik weet niet hoeveel je dáár aan een taxirit uitgeeft, maar aan deze kant van de plas kost een rit van twee uur je een behoorlijk duit.’

Zijn abrupte manier van doen verraste Lacey, niet alleen omdat het niet overeenkwam met het beeld in haar hoofd van een brutale Londense taxichauffeur, maar vanwege de verborgen suggestie dat ze zich zo’n rit niet kon veroorloven. Ze vroeg zich af of het iets te maken had met het feit dat ze als vrouw alleen op reis was. Niemand had David ooit in twijfel getrokken als ze samen lange taxiritten maakten.

‘Ik kan het betalen,’ verzekerde ze de taxichauffeur, en haar toon was een beetje ijzig.

De chauffeur draaide zich terug naar voren en drukte op de startknop van de teller. Het ding piepte en er flitste een groen pond-symbool op, waarvan de aanblik een nieuwe golf van nostalgie in Lacey veroorzaakte.

‘Zolang als je dat maar kunt,’ zei hij, en hij reed bij de stoeprand weg.

Tot zover de Britse gastvrijheid, dacht Lacey.

*

Ze kwamen de beloofde twee uur later in Wilfordshire aan, Lacey tweehonderdvijftig pond armer. Maar de dure rit en de minder dan vriendelijke taxichauffeur verbleekten zodra Lacey uit de auto stapte en diep de frisse zeelucht inademde. Het rook net zoals ze zich herinnerde.

De manier waarop geuren en smaken zulke sterke herinneringen konden oproepen vond Lacey altijd opmerkelijk, en nu was het niet anders. De zoute lucht veroorzaakte een plotselinge golf van zorgeloos genot vanbinnen, een gevoel dat ze al sinds haar vader was vertrokken niet meer had gevoeld. Het was zo sterk dat ze zich bijna vooroverboog. De onrust die de reactie van haar familie over de spontane reis haar had gegeven smolt gewoon weg. Lacey was precies waar ze moest zijn.

Ze liep door de hoofdstraat. De motregen die op Heathrow Airport had gehangen was nergens te bekennen en het laatste restje zonsondergang zette alles in een gouden licht, waardoor het er magisch uitzag. Het was precies zoals ze het zich herinnerde: twee parallelle rijen oude stenen huizen, tot aan de geplaveide trottoirs gebouwd, met hun originele glazen erkers die uitstaken in de straten. Geen van de etalages was gemoderniseerd sinds ze hier voor het laatst was geweest. Ze hadden allemaal nog steeds hun originele houten uithangborden, en elke winkel was uniek en verkocht alles van kinderkleding tot fournituren, baksels en kleine pakjes koffie. Er was zelfs een ouderwetse snoepwinkel, gevuld met grote glazen potten met gekleurde snoepjes, waar alles voor een penny per stuk kon worden gekocht.

Het was april en de stad was voor de komende paasdagen met gekleurde vlaggetjes versierd, allemaal tussen de winkels en kriskras over de straten gespannen. En er waren nog genoeg mensen op de been, mensen die net uit hun werk kwamen, vermoedde Lacey. Ze zaten buiten bij de pubs op picknickbanken een glas bier te drinken, of buiten bij een koffiezaakje aan bistrotafels ijs te eten. Iedereen leek in een goed humeur te zijn, en hun vrolijke gebabbel zorgde voor een geruststellend achtergrondgeluid, als witte ruis.

Lacey voelde een kalmerende golf van juistheid, pakte haar mobiel en maakte een foto van de hoofdstraat. Met de zilveren strook van de zee die aan de horizon glinsterde en de prachtige, met roze doorschoten lucht leek het net een ansichtkaart, dus deelde ze de foto met de Doyle Meisjes-appgroep. Naomi had de naam bedacht, tot grote ergernis van Lacey destijds.

Het is net zoals ik me herinnerde, voegde ze er onder de prachtige afbeelding aan toe.

Even later piepte haar telefoon in reactie. Naomi had geantwoord.

Het lijkt wel alsof je per ongeluk in Diagon Alley bent beland, zus.

Lacey zuchtte. Het was een typisch sarcastische reactie van haar jongere zus en ze had het kunnen verwachten. Omdat Naomi natúúrlijk niet gewoon blij voor haar kon zijn of trots op de manier waarop ze de regie over haar leven weer in eigen hand had genomen.

Heb je een filter gebruikt? kwam mama’s antwoord even later.

Lacey rolde met haar ogen en legde haar telefoon weg. Ze was vastbesloten om niemand haar humeur te laten verpesten en ze haalde diep en kalmerend adem. Het verschil in luchtkwaliteit in vergelijking met de vervuilde lucht in New York City die ze eerder die ochtend had ingeademd, was echt verbazingwekkend.

Ze liep door de straat, en haar hakken tikten op de keien. Haar volgende doel was om een hotelkamer te vinden voor het nog onbekende aantal nachten dat ze hier zou blijven. Ze bleef staan bij de eerste B&B die ze tegenkwam, The Shire, maar ze zag dat het bordje in het raam op ‘GEEN KAMERS VRIJ’ was gedraaid. Geen nood. De hoofdstraat was lang en als Lacey het zich goed herinnerde, dan waren er nog veel meer plekken waar ze het kon proberen.

De volgende B&B, Laurel’s genaamd, was suikerspinroze geverfd en het bordje verklaarde ‘VOLGEBOEKT’. Andere woorden, hetzelfde gevoel. Alleen deze keer veroorzaakte het een flikkering van paniek in Lacey’s borst.

Ze duwde het weg. Het was gewoon de angst die haar familie bij haar had opgeroepen. Er was geen reden om zich zorgen te maken. Ze zou snel genoeg een plek vinden.

Ze ging verder. Tussen een juwelierszaak en een boekhandel zat het Seaside Hotel dat was volgeboekt en voorbij de campingwinkel en schoonheidssalon had Carol’s B’n’B ook geen kamers vrij. Het ging maar door en door, totdat Lacey zich aan het einde van de straat bevond.

Nu begon de paniek echt. Hoe had ze zo stom kunnen zijn om hiernaartoe te komen zonder enige voorbereiding? Haar hele carrière behelsde dingen regelen, maar toch was ze er niet in geslaagd om haar eigen vakantie te organiseren! Ze had geen spullen bij zich en nu had ze ook nog eens geen kamer. Moest ze zich omdraaien en dezelfde weg terug nemen die ze was gekomen, nog een keer tweehonderdvijftig pond voor een taxi terug naar Heathrow betalen en de eerstvolgende vlucht naar huis nemen? Geen wonder dat David een alimentatieclausule had opgenomen: ze was helemaal niet te vertrouwen met haar geld!

Terwijl Lacey’s hoofd wervelde van angstige gedachten draaide ze zich om, alsof ze door hulpeloos naar de weg te kijken uit het niets een andere B&B tevoorschijn kon toveren. Pas toen besefte Lacey dat het laatste gebouw op de hoek, waar ze nu voor stond, een herberg was. The Coach House.

Lacey voelde zich dwaas, schraapte haar keel en kwam weer tot zichzelf. Ze ging naar binnen.

Het interieur was typisch dat van een pub: grote houten tafels, een schoolbord met in wit krijt het menu van die avond geschreven, een gokautomaat in de hoek met opzichtige flitsende lichtjes. Ze ging naar de bar, waar glazen planken vol stonden met flessen wijn en waar een rij kijkglaasjes hing, gevuld met een verscheidenheid aan dranken met verschillende kleuren. Het was allemaal heel apart. Er zat zelfs een oude dronkaard aan de bar te doezelen, en hij gebruikte zijn armen als kussen.

Het barmeisje was een tenger meisje met lichtblond haar, in een rommelig knotje boven op haar hoofd. Ze zag er veel te jong uit om in een pub te werken. Lacey besloot dat het kwam door de wettelijke leeftijd waarop je in Engeland alcohol mocht drinken en niet door het feit dat hoe ouder zij werd, hoe jonger de gezichten van anderen leken te worden.

‘Wat mag het zijn?’ vroeg het barmeisje.

‘Een kamer,’ zei Lacey. ‘En een glas prosecco.’

Ze had zin om iets te vieren.

Maar het barmeisje schudde haar hoofd. ‘We zijn voor Pasen helemaal volgeboekt.’ Ze deed tijdens het praten haar mond zo ver open dat Lacey de kauwgom kon zien waar ze op kauwde. ‘De hele stad is volgeboekt. Het is schoolvakantie en heel veel mensen nemen hun kinderen graag mee naar Wilfordshire. Er zal minstens veertien dagen niets beschikbaar zijn.’ Ze zweeg even. ‘Dus, alleen een prosecco dan?’

Lacey greep de bar om zichzelf in evenwicht te houden. Haar maag draaide zich in een knoop. Nu voelde ze zich echt de domste vrouw ter wereld. Geen wonder dat David haar had verlaten. Ze was een ongeorganiseerde puinhoop. Een zielig hoopje mens. Hier was ze dan en ze deed net alsof ze een onafhankelijke volwassene in het buitenland kon zijn, terwijl ze in werkelijkheid niet eens een hotelkamer voor zichzelf kon vinden.

Ograniczenie wiekowe:
0+
Data wydania na Litres:
15 kwietnia 2020
Objętość:
282 str. 4 ilustracje
ISBN:
9781094305158
Format pobierania:

Z tą książką czytają