Czytaj książkę: «De Laatste Plaats In De Hindenburg»
De laatste plaats in de Hindenburg
door
Charley Brindley
charleybrindley@yahoo.com
www.charleybrindley.com
Afbeeldingen voor- en achterkant
© 2019 door Charley Brindley Alle rechten voorbehouden
Vertaald door
Leen Vermeersch
Fool Stop vertaling en correctie
© 2019 door Charley Brindley alle rechten voorbehouden
Gedrukt in de Verenigde Staten van Amerika
Eerste editie maart 2019
Dit boek is opgedragen aan
Rhett House
Sommige boeken van Charley Brindley
zijn vertaald in het:
Italiaans
Spaans
Portugees
Frans
en
Russisch
Andere boeken van Charley Brindley
1. Oxana’s Pit
2. The Last Mission of the Seventh Cavalry
3. Raji Book One: Octavia Pompeii
4. Raji Book Two: The Academy
5. Raji Book Three: Dire Kawa
6. Raji Book Four: The House of the West Wind
7. Hannibal’s Elephant Girl, Book One
8. Hannibal’s Elephant Girl, Book Two
9. Cian
10. Ariion XXIII
11. Dragonfly vs Monarch: Book One
12. Dragonfly vs Monarch: Book One
13. The Sea of Tranquility 2.0 Book One: Exploration
14. The Sea of Tranquility 2.0 Book Two: Invasion
15. The Sea of Tranquility 2.0 Book Three
16. The Sea of Tranquility 2.0 Book Four
17. The Rod of God, Book One
18. Sea of Sorrows, Book Two of The Rod of God
19. Do Not Resuscitate
20. Henry IX
21. Qubit’s Incubator
Binnenkort verkrijgbaar
22. Dragonfly vs Monarch: Book Three
23. The Journey to Valdacia
24. Still Waters Run Deep
25. Ms Machiavelli
26. Ariion XXIX
27. The Last Mission of the Seventh Cavalry Book 2
Meer details over andere boeken vind je op het einde van dit boek.
Hoofdstuk een
Setting: Heden, in een klein land in Centraal-Azië
Ze rolde van haar brits, plaatste haar voeten op het ijskoude cement en keek naar de deur.
"Vijf… vier…" fluisterde ze, "drie… twee… een."
De deur zwaaide open en ze stapte naar buiten. "Goeiemorgen, Lurch."
De bewaker gromde.
Dat was de enige goeiemorgen die ze ooit kreeg van hem. Ze kende zijn naam niet, maar ze vond dat hij op 'Lurch' leek van de Addams Family: groot met een kolossaal, hoekig hoofd en beschaduwde oogkassen.
Nadat de zware deur dicht gebonsd was, ging Lurch richting de trap. Ze volgde hem op een paar passen afstand.
De bewaker droeg een ouderwets blauw en rood grenadiersuniform. Het had uitgerafelde mouwen en een versleten kraag, het had ook een goede wasbeurt en wat verstelwerk nodig.
Ze namen de trap drie verdiepingen naar beneden en gingen dan naar buiten naar de luchtplaats. Het was er verlaten zoals altijd om 10.00 uur als het haar beurt was. Waarom er geen andere gevangenen aanwezig waren, wist ze niet. Was het voor haar veiligheid… of voor die van hen?
Het slot klikte achter haar, dan sloot ze haar ogen, wendde haar gezicht omhoog en ademde diep in alsof ze de warme zonneschijn inademde. Na drieëntwintig uur opgesloten te zijn in haar ellendige cel voelde het als de eerste adem van de lente.
Na een moment van stilte, opende ze haar ogen. Een vliegtuigspoor boven haar hoofd leek wel een perfecte krijtstreep door de blauwe lucht.
Een vliegtuig dat zo hoog vliegt dat ik de motoren zelfs niet hoor. Gevuld met gelukkige drinkebroers op weg naar een of ander exotisch strand. Honderden mensen zonder zorgen. Zo hoog dat ze deze afgrijselijke kooi van steen en staal niet kunnen zien, laat staan het stipje vrouw dat erin gevangen zit.
Ze zuchtte, keerde zich om en wandelde gezwind langs het gebouw. Als ze een muur bereikt had, ging ze naar links en wandelde nog een paar meter. Daar knielde ze om een steen op te rapen die tegen de muur lag. Het was een riviersteen, ongeveer zo groot als een pakje Camel. Glad en rond met aan de zijkant een klein stukje dat geslepen was. Met de steen verborgen in haar hand ging ze naar de buitenmuur die vier meter boven haar uittorende. Ze stopte en keek vier meter omhoog naar de prikkeldraad die als een spiraal op de bovenste rand lag. Hij lag over een dubbele rij gebroken glas – groene en bruine restanten gebroken wijnflessen van de werklui die al lang verdwenen waren. Het glas was in mortel verankerd en de scherpe scherven vingen de morgenzon en sneden hem in wel duizend onbeweeglijke diamanten.
Ook al zou het mogelijk zijn om de muur te beklimmen, zich door het prikkeldraad murwen en over het gebroken glas kruipen, zou onmogelijk zijn. Met een zware draadschaar zou ze de prikkeldraad door kunnen knippen en het gebroken glas eraf kunnen slaan. Maar er zouden nog kleine brokjes uit de mortel blijven steken. Misschien kon een dik deken over het glas helpen… maar dat had ze ook niet. En zelfs al lukte het haar om bovenop de muur te raken, hoe moest het dan verder? Vier meter naar beneden aan de andere kant, misschien meer. Misschien veel meer. Ze wist dat de gevangenis tegen een bergwand gebouwd was want ze kon besneeuwde bergtoppen zien achter het grijze granieten gebouw. Het kon zelfs een echte klif zijn aan de andere kant van de muur.
Ze stapte vooruit en keek naar de muur. Ze staarde even naar de rij x'en. Met de scherpe rand van haar steen kerfde ze op het einde van de rij een schuin streepje voor een nieuwe x. Ze wist dat hij de x zou vervolledigen als hij na de middag buiten kwam.
Lang geleden al had ze zich voorgenomen om zich van het leven te benemen als er ooit twee x'en na elkaar onvolledig bleven en de lichtweerkaatsing van voor zijn raam verdween.
Het zou best eenvoudig zijn. Ophouden met eten. Het eten door het toilet spoelen. De bewakers zouden niets vermoeden tot het te laat was om haar van de hongerdood te redden.
Of ze kon Lurch aanvallen op weg naar de luchtplaats en hem zo dwingen haar neer te schieten. Een snel einde was misschien te verkiezen boven zich tien dagen uithongeren tot ze stierf.
Als ze zou proberen te verhongeren, konden ze haar bewusteloze lichaam naar de ziekenboeg brengen en haar er weer bovenop helpen met intraveneuze voeding. Nee, het zou beter zijn zich door Lurch te laten neerschieten met zijn kalasjnikov.
Ze telde de x'en: negentien. De rij erboven telde er twintig en die daarboven ook. Ze stapte achteruit en staarde naar de vele rijen x'en. De x'en op het linker gedeelte van de muur waren al vervaagd.
Drieduizend zevenhonderdnegentien x'en. Een voor elke dag dat ze gevangen zaten.
Ze keek naar het gebouw. Als ze omhoogkeek, zag ze de derde verdieping; haar verdieping. Als ze verder omhoogkeek, zag ze de zesde verdieping; zijn verdieping. Ze telde de getraliede vensters van rechts… zeven… acht… negen. Daar. Zijn venster. Ze keek geconcentreerd. Dan zag ze het: een snelle lichtweerkaatsing. Hoe hij het deed, wist ze niet, maar zelfs als het bewolkt was, maakte hij dit subtiele signaal. Het stelde niet veel voor, gewoon een korte lichtweerkaatsing, maar haar hele bestaan draaide rond dit moment, die fractie van een seconde tussen duizenden seconden elke dag die haar zowel vertelde dat hij nog leefde als dat hij van haar hield en dat ze samen deze beproeving zouden doorstaan.
Ze bracht de steen naar haar lippen met haar ogen op het venster, ze wist dat hij toekeek, net als zij elke middag deed terwijl hij hetzelfde ritueel uitvoerde.
Ze durfde geen ander teken geven dan de steen naar haar lippen brengen, bang dat iemand het zou zien en zou weten dat ze communiceerden.
Er waren veel meer gevangenen. Hoeveel precies wist ze niet, maar ze voelde honderden ogen die op haar gericht waren. Het waren allemaal mannen, behalve een persoon. Enfin, ze wilde toch geloven dat er zich nog een vrouw, Kauen Bogdanovka genoemd, in die immense, vreselijke gevangenis bevond. Het was best verontrustend om de enige vrouw te zijn tussen honderden mannen, zelfs in afzondering.
Enkel zij en haar echtgenoot maakten gebruik van deze specifieke luchtplaats. Er waren nog twee grotere luchtplaatsen links en rechts van haar, waar de andere gevangenen in groepjes buiten mochten. Ze kon hen niet zien, maar ze hoorde hun geroep als ze sportten of vochten met elkaar.
Waarom zij afgezonderd waren, wist ze niet. Misschien waren ze te waardevol om blootgesteld te worden aan het geweld van de andere gevangenen. Ze voelde zich in elk geval helemaal niet waardevol.
De cellen bevonden zich achteraan het gebouw en bleven de hele dag donker, dus kon ze er niet in kijken vanop de luchtplaats.
Ik zou een moord begaan om eens vijf minuten te mogen babbelen met een vrouw – of zelfs met Lurch, ook al spreekt hij waarschijnlijk geen Engels. Misschien spreekt hij Turks of Russisch.
Ze wandelde langs de buitenmuur tot ze het einde bereikte. Ze draaide naar links en wandelde naar het gebouw waar ze weer naar links draaide en voorbij de deur liep. Dan weer enkele passen naar links en daar legde ze de steen op zijn vaste plaats terug.
Haar versleten T-shirt met de vervaagde rode afbeelding van Che Guevara had geen mouwen, maar ze maakte een gebaar alsof ze een echte mouw opstroopte. Ze maakte hetzelfde eigenaardige gebaar met haar andere arm, alsof ze zich klaarmaakte om aan het werk te gaan.
Ze zette een halve stap naar links en nam dan dezelfde route als daarnet. Ze wandelde met een voet op haar route van zo-even. Helemaal rond de luchtplaats en terug naar de riviersteen, een stap naar links en dan steeds rond de almaar korter wordende perimeter tot ze exact in het midden van de luchtplaats stond. Daar ging ze met haar gezicht naar de grijze metalen deur op zes meter voor haar staan. Na een snelle blik op de zesde verdieping, beende ze naar de deur. Hij opende alsof op bevel.
* * * * *
Toen ze terug in haar cel was, ging ze aan het voeteinde van haar brits staan met haar rug naar de muur. Ze staarde geconcentreerd naar de tegenoverliggende muur.
Het had vier maanden geduurd om het onder de knie te krijgen. Jaren geleden, toen ze zeventien was, had ze gekeken naar straatdansers in New York City die hetzelfde deden; ze wist dus dat het mogelijk was. Het vereiste concentratie, snelheid en kracht in de onderbenen. De eerste paar keer dat ze het geprobeerd had, was ze hard op de betonnen vloer gevallen en had ze haar ellebogen en schouders gekwetst.
Ze concentreerde zich op de voetafdrukken op de muur, dan bukte ze zich en sprintte er naartoe. Ze sprong omhoog en plaatste haar linkervoet op de eerste voetafdruk, vijfenzeventig centimeter boven de vloer. Door gebruik te maken van haar momentum bracht ze haar rechtervoet omhoog tot aan de tweede voetafdruk en duwde ze zich af. Ze maakte een salto en met uitgestrekte armen landde ze op haar voeten met haar gezicht naar de muur waar de voetafdrukken nu stoffig waren door haar blote voeten. Ze boog en maakte een pirouette voor haar onzichtbare publiek.
Ze stapte achteruit en ging tegen de muur bij haar bed staan. Na een diepe ademhaling rende ze weer naar de tegenoverliggende muur.
Het was een belachelijke stunt, ze wist dat wel, maar het was een van de vele nutteloze routines die ze elke dag uitvoerde. Ze moest de tijd doden met activiteiten, om het even welke, anders zouden de stilte en de afzondering haar gek maken.
Nadat ze de stunt nog drie keer uitgevoerd had, liet ze zich vallen om push-ups te doen op een hand.
Ook om deze oefening perfect uit te voeren, had ze maanden moeten trainen. Toen ze pas gevangengenomen waren, waren zij en haar echtgenoot in goede fysieke conditie geweest; dat was noodzakelijk in hun beroep.
Ze was in staat geweest om veertig gewone push-ups te doen voor ze gevangengenomen werd. Na vier maanden kon ze er zeventig doen. Toen besloot ze ze op een hand te doen. In het begin kon ze er zelfs niet een doen, maar uiteindelijk kon ze zichzelf ondersteunen op haar rechterhand. Nu, met een hand op haar rug, kon ze twintig push-ups doen op een hand in minder dan vijfenveertig seconden.
Na de push-ups ging ze naar de lavabo om haar gezicht te wassen. Naast de lavabo was er een toilet en erboven een gepolijste metalen spiegel. Het metaal weerspiegelde haar niet zo goed, maar het was voldoende om haar haar te fatsoeneren.
Ze trok haar kastanjebruine haar naar achter over een schouder. Ze wilde het mooi knippen, maar ze lieten haar geen scherpe dingen hebben. Ze had wel geleerd haar haar in te korten door het tegen de geroeste tralies voor haar venster te wrijven.
Het haar dat ze zo had afgeknipt, hield ze en ze vlocht de rafelige lokken in een lange streng. Misschien kwam er ooit een dag waarop ze het als een touw rond de nek van Lurch zou slaan om hem te wurgen.
Met een glimlach droogde ze haar gezicht met de enige handdoek die ze had en hing hem terug aan het haakje aan de muur.
Bij het raam kruiste ze haar armen en staarde ze naar de Perzisch blauwe herfstlucht waar drijvende cumuluswolken in de westenwind zweefden.
In haar venster zat geen glas; alleen zeven geroeste stalen tralies. In de zomer voorzag het venster haar van een zacht briesje, maar in de winter floot de koude noordenwind door de tralies.
Tijdens de koudste maanden kreeg ze twee ruwe wollen dekens van de bewakers. Ze hing dan een over de tralies om de wind en de sneeuw tegen te houden. En de tweede spreidde ze over haar dunne laken.
Ze draaide zich en stapte naar het midden van haar cel. Ze deed haar ademhaling vertragen, draaide zich naar de vastgeklonken deur en startte een trage tai-chi-oefening die 'treden op de staart van de tijger' heette.
Een half uurtje later liet ze zich op haar brits vallen en staarde ze naar de watervlekken op het plafond waar zigzaggende barsten zich een weg baanden naar de muren. Ze herkende bomen en bergen in de random krullen. Vage vormen en spookachtige beelden vormden samen een figuur die leek op een kind met een bedrukt gezicht.
Herinneringen overspoelden haar en brachten een vloedgolf van verdriet met zich mee.
Ze rolde zich met haar gezicht naar de muur, trok haar knieën stevig tegen haar borsten en snikte.
Hoofdstuk twee
Setting: Heden, Philadelphia, USA
Donovan klopte en wachtte tot iemand de deur opende. Hij verwisselde zijn aktetas van hand en keek even naar het huis ernaast. Zijn moeder zou het een bungalow genoemd hebben. De porch was bijna identiek aan die waar hij stond. Aan de overkant stond nog een gelijkaardig, maar net iets verschillend, huis waar een oudere dame met zilveren haar, slank en met een goed postuur, haar begonia's water aan het geven was terwijl ze met haar andere hand de zon uit haar ogen hield om naar Donovan te kijken.
Deze volledige buurt in Philadelphia, die in de jaren 1930 gebouwd was, bestond uit kleine huizen aan beide zijden van kronkelende straten, waar suikeresdoorns hun schaduw lieten vallen op het voetpad. Alle huizen, behalve dit ene, waren netjes en schoon en hadden een gemillimeterd gazon.
Hij keek hoofdschuddend omhoog naar de bouwvallige dakgoot.
Hoe kan je iets zo verwaarlozen?
De deur opende piepend en een jonge vrouw verscheen.
Donovan voelde zich alsof er net een zacht tropisch briesje van de blauwe Caribische zee langs hem gepasseerd was.
Make-up of kapsel maakten voor een vrouw als zij geen verschil. Hoewel ze geen make-up droeg en haar kastanjebruine haar vastgemaakt was met een rood elastiekje, was haar score op een schaal van aantrekkelijk tot knap, mooi, prachtig, enorm knap en adembenemend, minstens enorm-knap-enhalf.
Ze keek van zijn gezicht naar zijn pasje dat aan een sleutelkoord hing.
Eigenlijk had hij dat pasje niet nodig, maar hij droeg het om er officieel uit te zien. In de doorschijnende plastic houder zat zijn foto met PERS in hoofdletters erboven. Onder zijn foto stond een beschrijving in kleine letters. Aan de linkerzijkant stond er zelfs een barcode. Hij noemde zichzelf onder andere een freelancejournalist. In zijn aktetas zat een splinternieuwe Canon voor het geval hij die nodig zou hebben.
Hij staarde even in haar ogen. "Ik-ik b…" Zijn stem die normaal gezien vast en zelfverzekerd klonk, haperde en brak. Hij begon opnieuw. "Ik ben D-Donovan."
De vrouw keek even naar zijn uitgestoken had, zette een stap opzij en deed teken dat hij binnen mocht gaan.
Hooghartig, dacht hij. Door die houding is mijn normale tarief net verdubbeld.
Hij kende dat soort mensen – arrogant en verwaand omdat ze knap zijn.
Brute pech.
In de voorkamer keek hij rond naar de sobere meubels.
De vrouw – ze was een jaar of twintig – stond voor hem met gekruiste armen.
"Zullen we maar beginnen?" vroeg hij.
Ze knikte en ging naar een gang aan haar linkerkant.
Hij haalde zijn schouders op en volgde haar.
Ze kwamen bij een kamer met een open deur. In de kamer zat een oude man in een versleten fauteuil die leek te dateren van de jaren 1930, net als het huis en de man zelf. Hij had een paar borstelige grijze haren die over zijn oren gekamd waren en zijn ogen hadden de kleur van een versleten jeansbroek. Lichtgroene bretels op een wit hemd met lange mouwen zaten vastgeklikt aan zijn vrijetijdsbroek.
De oude man keek toe terwijl Donovan naar de fauteuil liep.
"Ik ben Donovan." Hij stak zijn hand uit.
De man staarde naar Donovans hand en keek dan vragend naar de jonge vrouw.
Vertel me nu niet dat hij ook verwaand is. Wat scheelt er met die twee?
Hij zette zijn aktetas op de vloer.
De ogen van de man volgden zijn bewegingen.
"Hij is niet blind." zei Donovan tegen de vrouw.
Ze keek van de oude man naar hem. "Hij is niet blind."
"U bent niet blind." zei Donovan.
Ze leek verbijsterd. "U bent niet blind."
"Oké," zei Donovan, "niemand is blind."
"Niemand is blind."
Het voelt alsof ik tegen een papegaai praat. Nog een poging en dan ben ik weg uit dit gekkenhuis.
"U hebt mij gebeld." zei hij tegen de jonge vrouw.
Ze knikte.
"Ja, want…"
Ze ging naar een antieke secretaire, nam een stapel papieren en bracht ze naar hem. Ze stak ze uit naar Donovan.
Hij nam ze aan en keek naar het bovenste document. Het was een vergeelde fotokopie van een DD-214 van het Amerikaanse marinierskorps, militaire ontslagpapieren dus. Er stond 'William S. Martin' op en het nummer van zijn eenheid. Donovan bladerde naar de volgende pagina en overliep wat er stond. Een iets trok zijn aandacht: geboortedatum: 13 augustus 1925.
“Wow!” fluisterde Donovan. "Mijnheer," hij las de naam bovenaan de pagina, "Martin, hoe oud bent u?"
Mr. Martin rechtte zijn dunne schouders en kruiste zijn armen voor zijn borst. "William S. Martin, soldaat eerste klas, een acht vijf zes negen vier acht acht."
"Hier staat dat u geboren bent op dertien augustus negentienvijfentwintig. Klopt dat?"
De oude man staarde Donovan even aan. "William S. Martin, soldaat eerste klas, een acht vijf zes negen vier acht acht."
"Ja, ja," zei Donovan, "naam, rang en serienummer. Dat snap ik. Als deze geboortedatum correct is, bent u drieënnegentig jaar oud."
Het enige wat Mr. Martin deed, was hem aankijken.
"De datum op dit ontslag is de eerste december negentienvijfenveertig. Dus u was in dienst tijdens de Tweede Wereldoorlog?"
"William S. Martin, soldaat eerste klas, een acht vijf zes negen vier acht acht."
Donovan sprak tot de vrouw. "Waarom blijft hij steeds zijn naam, rang en serienummer herhalen?"
"Hij doet zelfde met mij ook. Zelf als ik vraag hij beetje honger, hij herhaalt dit. Hij zegt dit zelfde naam en zo al twee weken of langer. Hij niets anders zegt."
Donovan was bijna even verrast door de taal van de vrouw als door het feit dat de oude man steeds weer dezelfde informatie herhaalde. Ze sprak gebrekkig Engels, maar het klonk niet alsof ze een andere moedertaal had, want ze had geen vreemd accent. Het leek alsof ze alleen niet wist hoe ze woorden in de juiste volgorde moest plaatsen.
Ze is dus toch niet zo perfect.
De jonge vrouw stak haar hand uit naar de stapel documenten, sloeg enkele pagina's om, trok er een brief uit en legde die bovenop de stapel.
Donovan las luidop:
Departement Veteranenzaken
5000 Woodland Ave
Philadelphia, PA 19144
24 maart 2014
Mr. William S. Martin
1267 Bradley Street
Avondale PA 19311
Geachte heer Martin,
Wij werden op de hoogte gebracht van uw overlijden op 4 juni 1988. Hierbij zetten we de uitbetaling van uw invaliditeitsuitkering stop met ingang van vandaag en eisen dat u de uitkeringen die u hebt ontvangen van 5 juni 1988 tot heden, ten belope van $ 745.108,54, terugbetaalt aan het Departement Veteranenzaken.
Als dit bedrag niet onmiddellijk wordt terugbetaald, zal van uw maandelijkse invaliditeitsuitkering per maand $ 20.780,80 afgehouden worden tot het totale bedrag terugbetaald is.
Hoogachtend,
Mr. Andrew J. Tankers,
Administratief medewerker van Ms. Karen Crabtree, Directeur.
Het Departement VZ dient wie ons land gediend heeft.
Donovan draaide de brief om het licht van het venster waar hij bij stond, op te vangen. Hij bestudeerde de handtekening. Het was effectief origineel ondertekend met inkt, niet voorgedrukt.
Maar, Mr. Andrew J. Tankers, hoe plant u $ 20.780,80 af te houden van Mr. Martins 'hierbij stopgezette maandelijkse invaliditeitsuitkering'? Vooral aangezien u denkt dat hij overleden is in 1988?
Donovan keek naar de jonge vrouw. "Lezen die mensen de brieven die ze ondertekenen niet eerst even?"
Ze haalde haar schouders op.
"Wat wilt u dat ik doe?" vroeg Donovan.
"We kunnen deze geld niet krijgen voor enkel de laatste twee maanden."
"Ja, ik zie dat ze de betaling voor uw… is hij uw grootvader?"
"Over-."
"Ze hebben de betaling voor uw overgrootvader stopgezet omdat ze denken dat hij overleden is."
"Hij niet overleden."
"Dat zie ik inderdaad, maar zodra een computer bij de overheid denkt dat je dood bent, is het bijna onmogelijk hem van het tegenovergestelde te overtuigen."
"Maar hoe doen dit nu?"
"U zal Mr. Martin moeten… hebt u een rolstoel?"
Ze schudde haar hoofd.
"U zal aan een rolstoel moeten zien te komen en Mr. Martin… hebt u een wagen?"
Ze schudde haar hoofd.
"Dan zal u een taxi moeten bellen en Mr. Martin naar het kantoor van VZ brengen en daar kan hij hen zijn naam, rang…"
"Waar is dat rolding?"
Donovan keek even naar de deur. "Is uw moeder hier?"
"Geen moeder."
"Uw vader?"
"Allebei weg, alleen grootvader en Sandia."
"Waar is Sandia?"
Ze fronste haar voorhoofd. "Ik ben hier."
"Bent u Sandia?"
Ze knikte. "Voor twee weken geleden, grootvader doet alles, haalt eten thuis, betaalt voor licht, betaalt voor water, zorgt voor mij ook. Maar nu ik kan alleen proberen voor grootvader zorgen en alle andere dingen met geen geld."
Donovan was even stil. Waar ben ik nu weer aan begonnen?
"Waarom hebt u me gebeld?"
"Ik vind u in gele boek."
"Toon me dat even."
Ze verliet de kamer en kwam terug met de Gouden Gids. Ze opende het boek op een bladzijde waarvan de hoek omgevouwen was. "Hier uw nummer."
Hij keek naar de advertentie. 'Advocaat invaliditeitsuitkeringen. Milton S. McGuire. Wij kunnen uw problemen in verband met invaliditeit oplossen. 555-2116.’
"Hm…" Donovan nam het boek vast en bladerde wat verder. "Hier is mijn advertentie: 'Braillevertalingen voor blinden. Donovan O’Fallon. 555-2161.’” Hij liet het haar zien. "U hebt de laatste twee cijfers verwisseld en kwam zo bij mij terecht in plaats van bij de advocaat."
Sandia staarde naar de advertentie en hij zag dat ze niet begreep wat er gebeurd was.
"Ik vertaal gewone tekst naar braille en nog een paar andere dingen."
Sandia keek naar hem en bleef een tijdje in zijn ogen kijken. "Dan u zal me niet helpen?"
De kleur van haar ogen was iets tussen het blauw van een alpenmeer en het azuurblauw van de lucht op een heerlijke zomerochtend.
"Het spijt me." zei Donovan. "Ik kan niets voor u doen."
Ze wachtte even alsof ze iets probeerde te begrijpen. "Oké dan." Ze liep hem voor naar de voordeur.
Op de porch keek hij even in haar bezorgde ogen. "Tot ziens, Sandia."
"Tot ziens, Donovan O’Fallon."
Ze stapte achteruit en liet de deur traag dichtvallen, alsof het de deur zelf was die dit wilde, en zijn bezoek eindigde met een zachte gezichtsverduistering.
Donovan staarde naar de afgebladderde verf en de afbrokkelende roest waar zij net nog had gestaan. Een vaag gevoel van verlies knaagde ergens diep in zijn geest.
Na een ogenblik begon hij het pad af te lopen.
Bij het huis ernaast was een dame aan het werk in haar bloemenperk.
"Hallo." zei hij terwijl hij langs de tuin vol onkruid en in haar richting liep.
Ze bekeek hem kritisch en keek dan naar het huis waar hij net buiten kwam. "Hallo."
"Kent u de mensen die daar wonen?"
"Bedoel je de debiel en de ouwe knakker?"
"Ik denk niet dat ze debiel is."
"Oh? Heb je met haar gesproken?"
"Ja."
"En je vond niet dat ze zo dom is als het achtereind van een varken?"
"Ze heeft een of ander spraakgebrek."
"Noemen ze dat zo tegenwoordig? Leeft die oude vent nog?"
"Ja, hij is in orde."
"Hij heeft zich al maanden niet meer vertoond. We dachten dat hij dood was en dat de debiel hem in de diepvries gestopt had." Ze lachte als een hyena.
Iemand anders lachte ook – een oude man die plots opdook van achter een rij azalea's als een grijs duveltje uit een doosje. Misschien was het de echtgenoot van de vrouw.
"In de diepvries!" Hij balkte als een ezel.
Misschien moet iemand jullie beiden in een zoo stoppen.
Donovan keerde zich om en ging naar zijn auto. Hij startte de motor van zijn glimmende rood-en-crèmekleurige Buick en trok de veiligheidsgordel over zijn schoot om hem in het slot te klikken. Hij keek in zijn achteruitkijkspiegel en zag twee kleine meisjes rondspringen op het trottoir. Ze hadden scheve hokjes op het cement getekend met krijt en sprongen nu in het rond terwijl ze opgewonden giechelden. Voor hem zag hij een enorme, bezwete man zonder shirt en in een te strakke short die zijn gras afreed.
Donovan keek nog even terug naar het huis van Sandia, waar het hoge gras in zaad stond en spichtige rozenstruiken tot op de grond hingen.
"Verdorie." fluisterde hij en legde de motor stil.